Wetenswaardig Allerlei

T. Pluim (1922)

Gepubliceerd op 25-01-2017

Paniek

betekenis & definitie

Een plotselinge schrik of hevige ontsteltenis, die een grote menigte met geweld aangrijpt, noemt men een paniek of panische schrik, bijvoorbeeld in een schouwburg als er brand! wordt geroepen; op de beurs, als een grote firma onverwacht failliet gaat, enz.

De uitdrukking stamt af van Pan, de Griekse god van het vee en de bossen. Hij had een afzichtelijke gedaante, onder andere hoorns en bokkenpoten. Eens werd hij op een bosnimf verliefd, en toen hij de verschrikte jonkvrouw achternagezeten, werd zij op haar dringende bede door de nimïen der rivier, die de vluchtende tegenhield, in een oeverriet veranderd.
De wind, die door het riet blies, bracht klagende tonen voort, en Pan wist weldra deze tonen na te bootsen, doordat hij zeven rietjes, het volgende steeds kleiner dan het voorgaande, bij elkander voegde en zo de Pansfluit, herdersfluit of schalmei uitvond. Toen de Titanen (reuzen) eens de hemel wilden bestormen, om Jupiter (Zeus) te onttronen, liet' Pan plotseling een vreselijk monster verschijnen, die de overmoedige reuzen als door schrik verlamde, zodat Jupiter gemakkelijk overwinnaar bleef. Ook bij andere gelegenheden liet hij zulke ijselijke, doordringende geluiden horen, dat iemands haren te berge rezen en de vijandelijke legerscharen het hazenpad kozen. Zo kwam men ertoe, eiken plotselinge, hevige schrik paniek te noemen.