Wetenswaardig Allerlei

T. Pluim (1922)

Gepubliceerd op 25-01-2017

Hades

betekenis & definitie

Hades (Gr. Hadês: de onzichtbare) was volgens de Griekse godenleer de derde zoon van Kronos (den Tijdgod) en Rhea; hij was dus de broer van Zeus (Jupiter; de opperhoofd god) en Poseidon (Neptunus; zeegod). Bij de verdeling der wereld tussen de drie broeders viel aan Hades (bij de Romeinen Pluto) de onderwereld ten deel. Daar, diep onder de aarde, troont hij als heerscher over de afgestorvenen (het zoog. schimmenrijk).

Zo diep onder zijn woning als de aarde onder den hemel is, ligt de Tartarus met ijzeren muren omgeven en de sombere plaats, waarin zware misdadigers hun straf ondergaan, onder andere de Titanen. Hades is de wreede en gevoelloze god; geen bidden of smeken kan hem vermurwen (d.w.z. wie dood is, kan het leven van hem niet weer terugkrijgen). Hij rijdt op een wagen door vier zwarte paarden getrokken door zijn schimmenrijk.
Onder Hades verstaat men ook wel het rijk van den god, dus het schimmen- of dodenrijk (de onderwereld) zelf: bijv.: Iemand werd naar den Hades verwezen. Dit rijk van Hades was door 5 stroomen omgeven, allen even somber: Acheron (zie Charon) vol van de zuchten der stervenden; Cocytus: vol van het gehuil over de doden; Pyriphlegaton: met vlammende golven; Styx: de zwarte stroom, verschrikkelijk te zien; slechts uit den weldadige Lethe drinken de zielen der afgestorvenen vergetelheid, nl. van hun zorgen en kommer op aarde.
Aan den ingang van Hades waakt Cerberus (z. d. w.). Naast Hades lag Elysium.