eigenlijk Tyssot. Volgens ‘Lettres choisies’, etc. van Mr.
Simon Tyssot de Patot, La Haye 1727, I 239, was hij een achterneef van dien schrijver (zie over dezen: Nieuw Theol, Tijdschr. 1916 blz. 1 en Revue du XVIIIe siècle Oct. 1916, beide artikelen van Dr. J.C. van Slee). Hij was vendrig in dienst der Staten van Zeeland, toen hij in 1668 door deze met soldaten en kolonisten naar Tabago (zie aldaar) werd gezonden, waar hij in April als ‘commandeur’ in functie trad. Ongetwijfeld was hij Franschman, die over Nederlanders als ‘flamands’ schreef en onze taal niet kende, in elk geval niet kon schrijven. Zijn beheer op Tabago liet, door gemis aan tact tegenover burgers, militairen en Indianen alles te wenschen over. Dit belette niet, dat hij, na het verlies van Tabago in Dec. 1672, naar Suriname werd gezonden, om als luitenant, commandant van het garnizoen, onder den luitenant-gouverneur P.
Versterre (zie aldaar) dienst te doen. Na diens overlijden is hij in April 1677 als luit.-gouverneur opgetreden en de opstanden, die op Tabago aan de orde van den dag waren geweest, zijn onder zijn bewind ook in Suriname begonnen. Men kan wel zeggen, dat de treurige toestand, waarin eind Dec. 1678 Heinsius de kolonie vond, aan Thisso's gebrek aan beleid is te wijten geweest. Hij schijnt met de schepen, die den nieuwen gouverneur brachten, naar Nederland te zijn teruggekeerd, althans na de plechtige overgave, waarbij de drie commissie-brieven (van den Stadhouder, de Staten-Generaal en de Staten van Zeeland) werden voorgelezen, eerst aan de burgers en daarna aan de bezetting in het fort, hoort men verder niets van hem en kapitein Pleyster, die met Heinsius was uitgekomen, trad in zijn plaats op. (Uit archivalia R.A. in Zeeland).F.E.M.