waren slaven, die in Suriname in 's lands dienst arbeidden en geleverd moesten worden door de plantages. Wanneer Gouverneur en Raden arbeiders noodig hadden, hetzij om de forten te onderhouden, kanalen te graven of de militaire tochten tegen de Boschnegers als lastdragers te vergezellen, werden de burger-kapiteins van de divisiën gelast een zeker getal negers te ‘commandeeren’ om op een bepaalden dag op de aangewezen plaats te komen; de burger-kapitein bepaalde hoeveel man iedere plantage had te leveren.
Volgens art. 41 van het Reg. Regl. van 1815 regelde het Hof van Politie de ‘uitschrijvingen der Kommando-Negers,’ daarbij de meest mogelijke gelijkheid tusschen de planters in acht nemende.
