Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

-moed

betekenis & definitie

I.Vooral als tweede lid in vr. namen, soms in m. Vanaf de 4e eeuw in persoonsnamen aan te tonen.

Uit de verschillende betekenissen is een grondbetekenis 'geest, gemoedsbeweging’ af te leiden. Germ. >môda-; Got. môths ‘sterk begeren, moed toorn’; Oudhoogduits en Middelhoogduits muot ‘moed, geest, verstand'; Oudnederfrankisch muod, Middelnederlands moed, moet 'gemoed(sbeweging), hartstocht, moed, trots, stemming, wil, lust, geest, verstand, mening’; Oudsaksisch môd ‘moed, zin, geest'; Oudfries mód (m.) 'moed, wil, bedoeling’; Angelsaksisch môd 'geest, verstand, trots, moed, heftigheid’, Eng. mood ‘stemming, humeur’; Oudnoors môdhr ‘opgewonden geestesgesteldheid, toorn’. De etymologie is onzeker, men legt wel eens verband met Gri. mènis ‘toorn’.II.

Moed

v

Fri. naam. Eenstammige verkorting van Germ. namen met -moed. Zie -moed en vgl. Adelmoed en Evermoed. Moed in oudere tijd ook als m. naam.