Gepubliceerd op 16-11-2020

veder veer

betekenis & definitie

Huidbedekkend element bij de vogels. Sommige vogels hebben niet door veren bedekte, dus naakte huiddelen, maar geen enkele vogelsoort vertoont in de normale situatie een compleet gemis aan veren.

Het begrip veer is zo bekend bij de mensen, dat er een groot aantal gezegden is met het woord veer (of veren) erin, bijv. Aan zijn veren kent men de vogel. Misschien omdat veren zo obligaat aan elke vogel te zien zijn, komen er maar weinig vogelnamen voor, waarin het element veer of veren zit. Eén van de weinige voorbeelden is Koekoeksveren ← en fries Koekutsfear(ren) voor de Sperwer. In buitenlandse vogelnamen is dit ook maar zelden het geval, maar er is D Weichfedersturmvogel (zie sub Donsstormvogel), E Feather-poke, Featherbed en Feather-bird 'Staartmees en/of Fitis' (omdat deze soorten een zo rijk met veren gevoerd nestje maken), en mogelijk zijn er meer. Met synoniemen voor veer zijn er in het N: Donsstormvogel en Donsgans (=Eidereend) en er zijn de meer algemene benamingen pluimvee en veerwild (beide in wat onsympathiek verband).

N Kale kadotter ← zou dan juist een vogel zonder veren moeten zijn. F Aigrette 'Zilverreiger' is primair de naam voor de vogel, maar een afgeleide betekenis is ‘egret, sierveer', naar de gelukkig voorbije gewoonte om Reigerveren op hoeden te dragen. Zie ook sub Maraboe.Enkele belangrijke toepassingen van (reeds door de vogels afgeworpen) veren zijn de vulling van kussens en dekbedden (zie sub Eidereend) en de pen, oorspronkelijk een schuin afgesneden (Ganzen)slagpen, waarmee men schreef1. Uit F plume (<Latpluma 'dons') is onze taalschatverrijkt met de woorden plumeau 'vederborstel' en plumoloog 'kenner van veren'.

ETYMOLOGIE veder, veer: <N VEDER (Pluma) [VK c.1618] <mnl veder, vedere <oudnederfr fethera, oudsaksisch fethara; fries fear <oudfries fethere; D Feder <mhd veder(e) <ohd fedara; E feather <oudengels feder; noors fjxr, zweeds fjäder <oudnoords fjödr 'vleugel, veer, vin, speerblad'; buiten het germ is pals beginklank te verwachten (volgens Klankwet nr.7): Lat penna 'slagpen, vleugels' <*petna <Latpetere 'streven naar'; Gr nxepóv pterón 'veer, vleugel(slag), vogelvlucht', nxepvE,ptéryx 'vleugel, vlucht'; vgl. Archeopteryx, de Oervogel) en néxo^ai pétomai 'vliegen, zweven, zich snel bewegen'; R nepó peró 'veer' <oudslavisch pero; oudiers ën (<*petno) 'vogel' en ette (<*petnia) 'vleugel' (met afgevallen p-); oudindisch patati 'vliegt'; idg *pet'vliegen, ijlen, zich snel bewegen'. Vgl. ook sub Vogel en Vliegende Krodde, waar idg *pleu 'vloeien, stromen'.

{Lat pluma 'dons(veer)' (<*pleusma) is etymologisch verwant met N vlies. N pen ( = 1. vogelveer; 2. (schrijf)pen) <Latpenna (zieboven).}

1 MH noemt geen ss. met Gansevoor de ‘ Ganzenveer' of ‘ Ganzenpen'.