Algemene N naam voor de meeste Zeezwaluwen ← uit de familie der Sternidae (1). Stern of Sterntje wordt ook wel gebruikt voor de meest algemene soort in ons land, te weten het Visdiefje (2).
Fries Sterns, Stirns ←.BENOEMINGSGESCHIEDENIS Stern is in N zeker niet de oudste naam voor het geslacht van deze slanke Meeuwachtige vogels. De VK (c.1618) vermeldt het woord STERNE in twee betekenissen, nl. als 'voorhoofd' (Lat frons) en 'ster' (Latstella), maar niét in de betekenis van 'Zeezwaluw'. Omstreeks die tijd zijn deze vogels toch wel (aan sommige mensen althans) bekend, want Van Heenvliet c.1636 maakt melding van "seeckere soorte [van Meeuw] diemen Hicstaert noemt, die hier te Lande nu en dan voeden [=broeden], en een schraveltjen strandt tegens de duijnen aen in 't caele sant neer maecken en haere eijeren in leggen ..." [Brouwer 1954]. Nog veel ouder is de overlevering van het woord zeeswalewe dat gevonden wordt bij Van Maerlant (c.1266), maar in het 5e boek van Naturen Bloeme, welk boek over de vissen gaat! MH 1932 geeft dan ook op voor mnl Seeswaluwe: "Naam van verschillende zeevogels, ook van een vliegenden visch."
Het woord Stern dan is Houttuyn 1763 niet onbekend. Het heeft er zelfs alle schijn van dat Houttuyn ook aangeeft, hoe het woord direct in de N taal terechtgekomen is: "De Geslagtsnaam van Sterna, dien wy, in 't Nederduitsch, STERN vertaalen, wordt aan Vogelen gegeven, die men gemeenlyk noemt Zee Zwaluwen." (p.153).
ETYMOLOGIE Het woord komt ws. uiteindelijk voort uit oudnoordsperna (therna) en is mogelijk klanknabootsend, want het geeft aardig de tweedelige roep van Visdief en Noordse Stern weer. De naamgevers zullen vooral met die roep zijn geconfronteerd bij het verzamelen van de eieren. In het oudengels bestond echter al de naam Stearn.
Ook in andere germaanse talen bestaat (/bestond) het woord (D Stern bij HG 16691), maar het klanknabootsend effect is soms wel iets verloren gegaan; E Tern bijv. heeft niet meer die scherpe è-klank en is niet meer tweelettergrepig. Ook fries Stirns (waar [steens] uitgesproken wordt) lijkt nog maar weinig op de roep van Sterns. Wél fraai onomatopoëtisch is helgolandfries Ker ←. Nog wat meer voorbeelden als bewijs voor de stelling dat de geluiden die Sterns maken in de naamgeving een grote rol speelden, vindt men onder Visdief, Grote Stern, Lachstern en Kaugek.
Etymologische verwantschap met mnl Sterre 'Spreeuw' [vgl. vDE 1993; NEW 1992; AEW 2000] is waarschijnlijk niet aanwezig; een dergelijke verwantschap blijft dan ook in Lockwood 1993 (sub E Tern en Starn) onbesproken. Spreeuwen en Sterns hebben maar weinig gemeenschappelijks; ook het geluid niet. Oudpruisisch starnite ‘Meeuw' zal logischerwijs bij Stern aansluiten; klankwettig is het niet met Lat Sturnus verwant (meer hierover sub Staring).
Het gelatiniseerde woord luidt: Sterna. Dit komt het eerst voor bij Turner 1544; het staat ook in Jonston 1660 (Tab.46) en in Linnaeus 1758. De mededeling van Houttuyn wekt de indruk, dat deze het N woord Stern nog niet goed of nog niet zo lang kent. Toch moet, gezien het voorkomen van een (bijna) gelijkluidend woord in het fries, E en D, de mogelijkheid van een inheemse naam Stern (misschien maar bij een klein deel van de N/friese bevolking) open gehouden worden [contra VT en Sijs]; zie sub Sterns. 1
1 Op p.2,346 staat duidelijk te lezen: "/in unserer Sprach Stern genannt/" Op 2,345 echter staat in het kopje: "Stirn". Dit laatste woord staat ook in de Index, i.t.t. het woord Stern.