Glareola nordmanni Nordmann 1842. Ook: Glareola nordmanni Fischer 1843 [BWP 3, 108; vgl.
M&M 1988 p.285]. Deze soort gelijkt op de Vorkstaartplevier ←, maar mist diens donkerrode ondervleugeldek. Het is een vogel van de steppe(n). Beide soorten dwalen van tijd tot tijd naar de Lage Landen af. Fries Donkere Swellesturtwilster (in Friesland twee waarnemingen van deze soort).BENOEMINGSGESCHIEDENIS Schlegel 1858 (p.400) kent het taxon (onder de aanvankelijk door Nordmann gehanteerde naam G. melanoptera), maar geeft geen N naam, omdat dan nog geen N wn. bekend is. Schlegel 1844 geeft naast G. pratincola uitsluitend nog G. Pallasii ("Bruch in Mus. Mogunt. G. pratincola, Pallas, Zoogr., II, p.150, no 269 (exl. syn.). Wüsten der Tatarei von der wolga bis zum Irtisch; auch in Griechenland erlegt."). Ditmoetwel de onderhavige soort zijn.
De N naam ("Steppen-Vorkstaart (of -zwaluw) plevier") werd in 1927 voorgesteld door C G B (Kees) ten Kate (1901-1973) [Ardea 16: 138] naar aanleiding van de eerste N wn., naar toenmalig D Steppenbrachschwalbe.
Speciesén auteursnaam hebben beide betrekking op Alexander von Nordmann (1803-1866), geboren en overleden in Finland; hij woonde meer dan 15 jaar in Odessa (Rusland) waar hij professor in zoologie en botanie was. Zijn naam is ook verbonden aan de zeldzame Nordmanns Groenpootruiter Tringa guttifer (Nordmann’s Greenshank, eerder ook Armstrong’s Sandpiper en Spotted Greenshank genoemd), maar onduidelijk blijft (in M&M) hoe Nordmann met deze oostaziatische soort in contact gekomen is.
Alle bovengenoemde lemmata die beginnen met 'steppe-' zijn voor vogels van de steppe(n). Deze dwalen van tijd tot tijd naar de Lage Landen af. Ook in veel andere talen maakt het woord (voor) 'steppe' van de meeste van deze vogelnamen deel uit.