Gepubliceerd op 16-11-2020

Schildeend

betekenis & definitie

Ws. verouderde N naam voor de Slobeend. NVIII 1797 gebruikte deze als alternatieve N naam (naast Slobbe) voor de Slobeend Anas clypeata ←.

B&O 1822 noemen de onderhavige naam als derde: "De Slobbe, Breedbek, Schild-Eend". D Schild-Ent (HG 1669) en Schiltente (Gesner 1555) [Suolahti]. Houttuyn 1763 (p.47) verwijst hiernaar: "De Duitschers noemen deezen Lepel-Eend, Schild-Eend of Breit-Schnabel, dat is Breedbek ..."Met het 'schild' (clypeata <Lat clipeus 'langwerpig-rond schild') werd verwezen naar de brede snavel van deze Eendensoort (Ray 1678 geciteerd in Jobling 1991 p.57). Het beeld van de spatel of de (brede) lepel, waarnaar de soort ook dikwijls genoemd is (Boie introduceerde in 1822 de genusnaam Spatula, welke inmiddels weer verlaten is), is echter treffender dan dat van het schild. Bij 'schild' valt overigens ook nog te denken aan de brede rode vlakken op de flanken van het f, als ware het beiderzijds beschermd door een breed schild.

Het element schildzou bovendien de betekenis kunnen hebben, die het ook heeft in de vogelnaam Schildvink ←. De Slobeend is immers ook een bontgekleurde vogel. Ook catalaans Bragat 'Slobeend' [Maluquer i Sostres 1981] voert terug op een idg wortel *bhrag'bont' (M Desfayes in litt. 1995).

Het lijkt er op dat de naam uit het D is overgenomen. Er zijn meerdere D vogelnamen met Schild-, die qua betekenis ('bont') en etymologie (<'(bontbeschilderd) schild') overeenkomen met de E namen met Sheld-, zoals E Shelduck 'Bergeend' (<ouder Sheld-Duck <oudengels Sheldedrake (c.1325), (Roger) Sheldrac (persoon c.1195) [Lockwood]).

ETYMOLOGIE schild: <N schild 'scutum' [VK] <mnl schilt (c.1220-40), scilt (c.1260-80) [VT]; fries skyld; oudsaksisch skild; D Schild <mhd schilt <ohd scilt; E shield <middelengels sheld <oudengels scield; oudnoords skjöldr; gotisch skildus; <germ *skeldu-; <idg *skeltu<wortel *skel'splijten, snijden'.

Schildis in de vogelnaam gekomen ten tijde van de middelste fase in de betekenisverandering die mnl scilder/ N schilder ondergaan heeft ('schildmaker' > 'wapenschilder' > 'schilder (in het algemeen)'); het woord stond toen voor 'bont (beschilderd)'. Uit de spelling van E Sheld Duck 'Bergeend' en mhd Schiltente 'Slobeend' blijkt dit tijdstip.