Gepubliceerd op 16-11-2020

Mallemok

betekenis & definitie

Officiële friese naam voor de Noordse Stormvogel ← [Boersma 1972], maar ook elders is de naam bekend (Katwijk, Vlaardingen, ZH); ook fries Mok, Stoarmmok en Seemok (<Sémok) voor deze soort [De Vries 1912/1928]. Mok ← is soms ook een algemene naam voor de ‘Zeemeeuw' en komt in combinatie met adjectieven voor als friese naam voor de Grote en Grauwe Pijlstormvogel; bovendien is er het (See)Mokje =‘Stormvogeltje' (zie sub Seemokje).

Fries mok betekent ook 'domoor' [Zantema 1992]. Fries mal 'mal, dwaas'. In het westfries is Mok verouderd. Het betekende ‘zeemeeuw' [Pannekeet 1990]. De Mokkebank voor de kust van Gaasterland (Fr) betekent letterlijk 'meeuwenbank' [Strijbos 1948 p.130].Malle='merkwaardige, vreemde, dwaze, gekke'. Sommige zeevogelsoorten (dikwijls ook tropische) vond men mal of gek (vgl. Gek, Kaugek, Klaai, Zeezot, Noddy, Dumme Lumme sub Lom), omdat zij zich op hun broedplaatsen gemakkelijk lieten vangen. Zeer de vraag is, of dat voor de Noordse Stormvogel ook gold; het zou impliceren dat friese zeevarenden regelmatig broedende Noordse Stormvogels verschalkten, wat weinig geloofwaardig lijkt. De kwalificatie zou ook nog verband kunnen houden met eigenaardigheden in uitzien en gedrag van deze vogel(s). Zo vermeldt Boersma (in ViF) dat het de merkwaardige manier van vliegen én van lopen is.

Een andere (modernere) lezing is dat deze vogels zo mal zijn elkaar een klein stukje visafval te betwisten daar waar een overvloed voorhanden is [info via Ico Hoogendoorn 960428 van bemanningslid van de 'Tridens']. Hoe dan ook, vergeleken met een Zilvermeeuw (die mogelijk ooit de 'gewone' Mok uitmaakte) is een Noordse Stormvogel natuurlijk in enkele opzichten 'afwijkend', en afwijkend is al gauw synoniem met "mal". De betekenis 'domoor' voor mok is mogelijk secundair aan de vogelnaam (Malle)Mok. Zie de etymologie van Mok.

Houttuyn 1763 maakt melding van de namen Mallemokke (in de bladwijzer en in de tekst op p.148) en Malmokke in de marge van p.148, met als synoniem Bonte Meeuw. De vogel met deze namen wordt afgebeeld op plaat XLI, fig 1., en stelt inderdaad een (eerstejaars) Meeuw voor (met een zwarte snavel zonder neusbuisjes!). Daar waar Houttuyn in hetzelfde boekdeel de Noordse Stormvogel behandelt (p.93), vallen alleen de N namen Zee-Paard ← en de algemenere naam Onweers-Vogelen. Aangezien de ‘Bonte Meeuw' slechts het jeugdkleed van een andere, reeds bekende Meeuw voorstelt (de Grote Mantelmeeuw of Zilvermeeuw), is Houttuyns informatie dus bij voorbaat niet volledig ‘correct', maar mogelijk klopt het wel dat de naam Mal(le)mokke voor een Meeuw bestemd was; mok betekende immers van oorsprong wel ‘Meeuw'. Maar misschien klopt het gegeven door Houttuyn op dit punt ook niet, en stond de naam wel degelijk voor de Noordse Stormvogel (naast de andere N naam voor deze: Zee-Paard).

Een oudere 'voorloper' nu van (fries) Mallemok is hollands Mallemeuw (letterlijk 'malle Meeuw'), een benaming voor ws. de Noddy ←; Van Westzanen 1601 (/1602/1603) geeft hiervoor de reden: "De Scheepvaarders hebbense (op St. Helena) om datse haar met de handen lieten grijpen, Mallemeuwen genaamt." [Swaen 1941 p.74].

De N/friese naam Mal(le)mokke zou overgegaan zijn naar het E en geldt dan vnl. voor de Noordse Stormvogel: Mallemuck <Mallemucke (in: F Martens, Voyage to Spitzbergen 1671, 1694 uit D in E vertaald en in 1710 in het N; daar werd vertaald: Malle-muggen (!) [Wilms 000106,3/4; 000206,3]), Mallemock, Mallimoke, Malmock, Mollemawk, Mollemoke, Molly, Maalie en zelfs Malduck (Jackson, 1968), maar ook voor de Grote Burgemeester (Mollemawk, Mollemoke) en Kleine Jager (Mollyhawk). Lockwood 1993 stelt dat E Mallemuck overeenkomt met N Mallemok en gebruikt voor de verklaring de N woorden "malle" ( = "foolish") en "mok" (="gull"). Het blijkt dus dat dit goed overeenkomt met de oorspr. naam 'vreemde Meeuw', al is de Noddy dan een soort van Stern.

De oorsprong van de naam is dus afkomstig uit een hoek waar men de soorten (Noddy en Noordse Stormvogel) verder niet zo goed kende (alleen van verre zeereizen dus).

Het hele arsenaal aan varianten op de naam dat inmiddels in het E taalgebied (vooral Schotland) voorkomt vloeit voort uit het feit dat men de soort daar beter leerde kennen (ook als broedvogel). Misschien is er bij deze variaties ook een verband van het eerste lid met E Mall; in Lockwood 1993 zie je dat dit woord ontstaan is uit een (schrijf)hypercorrectie van E Maw, welk woord al in c.1450 (!) overgeleverd is.

Deens Mallemuk 'Noordse Stormvogel' en D Mallemucke (zie boven; Martens was een Duitser, ws. een Oostfries) zijn ws. equivalenten/bewerkingen van de friese naam Mallemok. In het N komt ook de naam Mallemuk voor; deze gelijkt op de deense en D namen, is daar mogelijk weer van teruggeleend. Zie ook Malmokalbatros.