Gepubliceerd op 16-11-2020

Lammergier

betekenis & definitie

Gypaetus barbatus (Linnaeus: Vultur) 1758. Grote en zeldzame Gier ←, die, als alle Gieren, van aas leeft (vgl.

Aasgier). Dit aas kunnen dode Lammeren zijn. Het is de enige soort, die bij het merg van de botten weet te geraken door deze van grote hoogte kapot te laten vallen op stenen hellingen in het hooggebergte (vandaar de Sp en portugese namen Quebrantahuesos en Quebra-osso, die letterlijk 'breker van botten' betekenen). Omdat de soort volledig uit de europese hooggebergten dreigt te verdwijnen, zijn er op enkele plaatsen, o.a. in de Haute Savoie in Frankrijk, reïntroduceringsprogramma's gestart, waarbij in gevangenschap gefokte dieren weer worden uitgezet. Ws. mede hierdoor konden op 25 mei 1997 R Goldbach en P Marcus onafhankelijk het eerste vrijvliegende exemplaar voor de Lage Landen waarnemen, te weten in Zuidelijk Flevoland. In 1998 werd weer zo'n vogel waargenomen, nu in Noord- en ZuidHolland, en in juni 2002 één op Texel (NH).Met 'Lam' zijn er de volgende namen: E Lammergeier; deens/noors Lammegrib(b); ijslands Lambagammur; It Avvoltoio degli agnelli (It Agnello 'Lam'). Schwyzerdütsch o.a. Schafgyr (letterlijk'Schapen-gier').

BENOEMINGSGESCHIEDENIS Houttuyn 1762 geeft de N naam Baardgier ←. Schlegel 1828 noemt dan de N naam Lammergier: "... de lammergier (Laemmergeyer der Alpenbewoners) ..." Schlegel 1858: "alom bekend", maar tot dan toe "niet in ons land waargenomen" (p.57). D Lämmergeier (letterlijk 'Lammerengier') heeft dus een rol gespeeld, hoewel Schlegel in 1844 zelf de D naam Gemeiner Bartgeier gebruikt. In die tijd kwam de soort nog in de Zwitserse Alpen voor (p.XIIl).

Houttuyn 1762 geeft een grote gekleurde, goed gelijkende afbeelding van de soort. Ook de zwartwit afbeelding in Jonston 1660 (naar Gesner 1555) is herkenbaar. Er staatbij: "Vultur Alpinus uel aureus Goldgeijer". Houttuyn 1762 kent deze naam ook en vertaalt: "De Alpische of Goud-gier". "Goldgeyer is zyn gewoone naam in Switzerland", weet Houttuyn. De naam Goudgier (zo gespeld) neemt hij ook in zijn Bladwyzer op. Hierbij moet worden opgemerkt dat Houttuyn op grond van verschillende informatie van zijn generatiegenoten en voorgangers, niet zeker weet dat het steeds om dezelfde soort gaat. Dat is ongetwijfeld de reden, waarom hij, voorzichtigheidshalve, meerdere namen opgeeft.

ETYMOLOGIE N Lam (mv. Lammeren) <mnl lam (4e kw. 13e eeuw), lamp [Bern. c.1240; VT]; fries laam; oudsaksisch lamb; D Lamm (mv. Lämmer) <mhd lamp <ohd lamb; E lamb <oudengels lamb [Weekley 1967; WNCD 1980; AEW 2000; NEW en VT geven echter lomb]; noors/deens lam, zweeds lamm, ijslands lamb <oudnoords lamb; gotisch lamb; germ *lambaz >fins/estisch/wotisch lammas, wepsisch/livisch lambas. Letslöps 'vee' (<*lampas) [NEW]. Mogelijk is Gr élaphös 'Hert, Hinde' verwant.