Gepubliceerd op 16-11-2020

Kleine Plevier

betekenis & definitie

Charadnus dubius Scopoli 1786. Verspreid door geheel Europa, ook in de Lage Landen, broedende kleine soort van Plevier ←.

Jonston 1660 gaf er een afbeelding van (Tab.53) met de naam "Charadrios" erbij, overgenomen van Gesner 1555. Nieuwgrieks Xapaöpiög o ptKpög bevat dezelfde naam als die door Aristoteles wordt genoemd voor "een grauwachtige ('geelachtige' volgens Jobling 1991), in aardkloven (Gr Xapdöpa 'scheur; aardkloof; bedding van een bergstroom') en bij rivieren wonende vogel die alleen 's nachts te voorschijn komt" [Coomans de Ruiter et al. 1947]. Mogelijk is deze vogel de Griel geweest (welke meer een nachtelijke levenswijze heeft dan de Kleine Plevier; deze laatste voert echter ook in de schemering zangvluchten uit! [HVM 1975 p.183]), maar het voorkomen in (droge) rivierbeddingen is een sterke aanwijzing voor Kleine Plevier. De zeevogel Xapaöpiög die Aristoteles noemt, kan dan de sterk op de Kleine Plevier gelijkende Bontbekplevier ← geweest zijn, die in Griekenland doortrekker is [Ferguson-Lees et al. 1972; Alden & Gooders 1981, sub Istanbul] en dan op zeestranden voorkomt. De vogels aanblik heette geelzucht te genezen, maar dit gegeven laat moeilijk toe te differentiëren tussen Griel (heeft een gele iris) en Kleine Plevier (heeft een gele oogrand), eventueel Bontbekplevier (heeft een gele snavel).BENOEMINGSGESCHIEDENIS B&O 1822 gebruiken de naam Koerlandsche Plevier, een vertaling van de toenmalige wetenschappelijke naam Charadrius curonicus, Besecke. Schlegel 1828 heeft het over Charadrius minor, MEYER en WOLF, als hij schrijft: "... en de kleine plevier schijnt bij uitzondering op de zandbanken der rivieren te wonen." ["kleine" had hier cursief gedrukt moeten zijn]. Schlegel 1852 dan geeft "De kleine plevier", (cursief =naam nog provisorisch). Bij latere auteurs is het Kleine Pluvier (Snouckaert 1908; Thijsse 1944).

< >