Gepubliceerd op 16-11-2020

Kapmeeuw

betekenis & definitie

Volksnaam voor de Kokmeeuw ←, o.a. in Groningen [VPG]. De naam komt niet voor in Schlegel 1852, waar de soort Kokmeeuw (vetgedrukt) heet, maar Schlegel 1858 (p.601) gebruikt de algemene naam "DE KAPMEEUWEN.

Men kan deze Meeuwen zoo noemen, omdat zij, ofschoon slechts in het zomerkleed, den geheelen kop bruin zwart of grijs van kleur hebben. Zij zijn, in het algemeen genomen, kleiner dan de Zeemeeuwen ... " en, iets verder "Larus ichthyaetos, Pallas. De reus onder de Kapmeeuwen."Of de naam dan al eerder als volksnaam bestaat, is niet bekend. Houttuyn 1763 noemt de naam nergens. Vroeg 1964, Wegman 1965 en NV 1789 noemen de soort Bruinkop.

Het element kap in de naam kan goed verklaard worden door het bruinzwart of grijs gekleurde deel van de kop in het zomerkleed van deze Meeuwen een (kop)kap te noemen. In die zin heeft Schlegel het bedoeld, en zo zou het ook het benoemingsmotief van de (eventuele) volksnaam kunnen zijn. Maar het is zeer vreemd dat de naam Kapmeeuw niet probleemloos de officiële naam voor de soort is geworden, en dat Houttuyn zo'n naam niet noemt. Daarom is er een hypothese voor de etymologie van de naam Kapmeeuw denkbaar, die een verband legt tussen Kokmeeuw <Kobmeeuw <Kob(be) enerzijds en Kapmeeuw <*Kaabmeeuw <Kaab/Kaap anderzijds. Deze theorie bevat voorlopig twee onzekerheden: een kleine ten aanzien van de zekerheid dat Kobmeeuw (een aangetoonde naam) inderdaad is overgegaan in Kokmeeuw, en een iets grotere, nl. of het woord *Kaabmeeuw inderdaad in die vorm bestaan heeft (of eventueel nog bestaat).

{Het zou ter staving van deze theorie wenselijk zijn om te inventariseren in welke delen van het land de naam Kapmeeuw wordt gebruikt en in welke de naam Kokmeeuw. Tegelijk zou daarbij in kaart gebracht moeten worden waar de vogelnamen Kob(be) en Kaab gebruikt worden. Het gronings bevat in elk geval zowel Kaap als Kapmeeuw.} De vreemde omstandigheid dat de officiële N naam voor Larus ridibundus het eigenaardige woord Kokmeeuw is en niet de veel meer voor de hand liggende naam Kapmeeuw, die immers precies aan zou geven, wat er aan kenmerkends aan de Meeuw in kwestie te zien valt, kan als volgt verklaard worden: Kob(be) is/was in een veel groter gebied de naam voor een Meeuw dan het taalgebied voor Kaab. Daardoor was ook het taalgebied voor Kobmeeuw veel groter dan dat voor *Kaabmeeuw, en tenslotte was het taalgebied voor Kokmeeuw veel groter dan dat voor Kapmeeuw, ondanks de zinvolle betekenis van het (nieuw ontstane) 'Kap' en de zinloze betekenis van 'Kok'.

Dat 'Kokmeeuw' hier en daar gebruikt wordt voor de Zilvermeeuw en de Grote Mantelmeeuw, is als volgt te verklaren. Kob was een algemene naam voor iedere meeuw die maar eieren leverde aan de mensen. {Volgens Houttuyn 1763 p.146, deed dit ook "Larus marinus, de MantelMeeuw", met name op het aan Texel grenzende "Eijerland", dat om de Meeuweneieren zo genoemd werd! Het kan ook zo zijn dat het woord "Kobbe-eijeren" de indruk gaf, als zouden Kobben (Zilverén Mantelmeeuwen!) in N broeden; vgl. Gavere & Bemmelen 1856 p.130.} Bij Kiliaan staat bij kobbe aangegeven dat dit 'Hen', dus 'Kip', betekende [vDE]. Toen men behoefte gevoelde om duidelijk het verschil aan te geven tussen de ene 'eierproducent Kob (=Hen)' en de andere 'eierproducent Kob (=Meeuw)', kwamen daar als logisch gevolg de namen 'Kobmeeuw' en in het kielzog daarmee '*kaabmeeuw' te voorschijn. Later, toen het woord kob voor 'Hen' in onbruik raakte, kon men weer over kob 'Meeuw' gaan praten zonder dat men in twijfel verkeerde of misschien 'Hen' bedoeld werd. {Voor de etymologie van Kip zie sub Jezuskippetje.} De stelling dat de etymologie van Kokmeeuw berust op een geluidsnabootsing (wat helemaal niet klopt; de Kokmeeuw roept geen "kok"), zou als geluidsnabootsing van de Zilvermeeuw misschien nog verdedigbaar zijn, maar kob(be) heeft toch een andere etymologie: Het woord kob(be) duidt nl. een dier aan met een dik rond lichaam, zoals bijv. oudnoords kobbi 'zeehond' of ook een 'spin' (spinnekop!), in de VK "Vulpecula", '(jong) Vosje'. Zie ook sub Kob(be), Klipkop en Kobi.

Kokmeeuw kan ook uit zeeuws Kogmeeuw ontstaan zijn; de overgang van g > k ligt meer voor de hand dan die van (stemloze b >) p > k. Echter is het niet zeker, of Kogmeeuw de oudste (meest oorspr.) vorm en uitspraak is; uit Swaen 1941 valt te noteren: 't Coc-meeuken (1623); Kock-meeuwen aen ’t lant, Onweer voor de hant (Cats 1577-1660); cockmeeuwen (gebroeders Van der Goes 1659-1673); en uit een latere periode: Koggemeeuwen aan Land, onweêr aan strand (Tuinman 1726). Alle citaten stammen uit Zeeland, behalve dat van gebroeders Van der Goes (A van der Goes woonde in 's-Gravenhage [Brouwer]).