Gepubliceerd op 16-11-2020

Kapellevogel Kapellevogeltje

betekenis & definitie

Deze namen worden opgegeven als vlaamse namen voor Paapje resp. Fitis [WVD 1996 p.51 en 42].

De Bo 1873//1892: "kapellevogel, een vogeltje dat gemeenlijk woont in wijngaarden of muurbomen, of ook in de houten Onze-Lieve-Vrouwkapelletjes die men in de kroon van eene linde of van andere boomen dikwijls hangen ziet; en daarom ook lindepiepe en O.-L.-V.vogeltje geheeten."Uit deze uiteenzetting volgt dat Paapje en Fitis niet de juiste soorten zijn, die de naamgever op het oog had; beide broeden namelijk (vrijwel) uitsluitend op de grond [Makatsch 1976 p.222 resp. p.294]. De door De Bo bedoelde soort is de Gekraagde Roodstaart, die in natuurlijke holten, maar ook graag in nestkastjes zijn nest maakt. B&TS 1995 vermelden de limburgse volksnaam Mariavogeltje voor de Gekraagde Roodstaart, maar vermoeden de juiste achtergrond van die naam niet; hij heeft ongetwijfeld met het broeden in de genoemde kapelletjes te maken (Onze Lieve Vrouw is immers Maria). Een verwijzing naar de juiste soort gaf ook De Bo's opmerking over de muurbomen (wat die ook zijn mogen): een N/vlaamse volksnaam is Muurnachtegaal [Houttuyn 1763; Schlegel 1858; Thijsse 1944; WVD 1996 p.50, maar daarvoor de Zwarte Roodstaart]. Oude F (officiële) namen luidden: Rossignol de muraille en Rouge-queue des murailles [Brisson]. Een oude N volksnaam voor de Gekraagde Roodstaart luidt Blauwpaapje [Albarda 1897]; mogelijk is daardoor de naam Kapellevogel (ten onrechte) bij het Paapje terechtgekomen. {Ook de naam Blauwwietak, die WVD onder het Paapje noemt, hoort daar ws. niet thuis: het Paapje heeft in geen enkel kleed ook maar enig blauw.

De naam zal ook weer staan voor de Gekraagde Roodstaart, die nl. een blauwgrijze kopkap en nek heeft.} De naam van het lemma zou mogelijk ook kunnen zijn toegepast op de Grauwe Vliegenvanger, die ook de gewoonte heeft om in nestkastjes (of kapelletjes) te broeden. WVD geeft in ieder geval voor deze soort (ook) de naam OnzeLieve-Vrouwevogeltjeop ← [mb.98I,3-4].

B&TS en WLD noemen Marialiester voor de Roodborst in Noord-Limburg. Ook deze soort maakt zijn nest soms in man-made constructies [Makatsch 1976 noemt gieters die aan de muur hangen].

ETYMOLOGIE kapel: N kapel(letje) 'tegen een muur aangebracht kastje voor een beeld of relikwie' <N KAPELLE. Sacellum [VKc.1618] <mnl cap(p)elle, câpel [MH] <oudf chapele (1080) (>F chapelle) <volksLat capella <laatLat cappa (=capuchon, mantel, nl. die van Sint Maarten, bisschop van Tours, die hem aan een arme wegschonk). Niet uitgesloten kan worden dat bij het woord Capellenvogel, dat in het mnl de betekenis van 'Vlinder' had, overdracht of transfer heeft plaatsgevonden van insectennaam naar vogelnaam. In de vlindernaam is het element -vogel vermoedelijk ontstaan uit vlogel (='vleugel'). (Voor de etymologie van Kapel 'Vlinder' zie Eigenhuis in prep.)

TOPONIEMEN Er zijn er talloze, bijv. Capelle aan de IJssel (Zh), Westkapelle, Oostkapelle (Zld), Ramskapelle (WVl, 2x), Aix-la-Chapelle (=Aken).