Gepubliceerd op 16-11-2020

Hoanskrobber

betekenis & definitie

Friese benaming voor de drie Kiekendiefsoorten (Brune, Blauwe en Skiere, dit zijn Bruine, resp. Blauwe en Grauwe Kiekendief).

Albarda 1897 noemt de 'vertalingen' Hanenschrobber (=Bruine Kiekendief) en Blauwe Hanenschrobber ( = Blauwe Kiekendief).Fries hoanne <hön 'Haan' wijst er op dat men de Kiekendieven (='kuikendieven') ook in staat achtte een Haan te slaan.

Fries skrobber 'schrobber, bezem of borstel'. Ws. is hiermee bedoeld dat de Kiekendieven laag over het veld scheren, gelijk een scheermes over een baard, een schrobber over de vloer of een schrobnet over de zeebodem, en daarbij oppikken wat ze gebruiken kunnen. Bij een heel andere vogel, de Noordse Pijlstormvogel, lijkt men hetzelfde woord terug te vinden in deens Skrape (ouder deens Skrofe), ijslands Skrofa, ferös Skrapur, Scraber op de Hebriden en misschien op afstand in E Shearwater (dit wordt in verband gebracht met oudnoords skera). Al deze woorden zullen zijn afgeleid van oudnoords skrapa 'krassen, schaven' [volgens Lockwood 1993, sub Scraber <oudnoords *skrap'taaie huid', maar men kan zich afvragen of dit inderdaad de oerbetekenis is; mogelijk is die betekenis ontstaan uit het afstropen, afschrappen van een dierenhuid met een scherp voorwerp]. De manier van vliegen van Noordse Pijlstormvogel en de Kiekendieven heeft als gemeenschappelijk kenmerk dat laag over het substraat (de zee, resp. het land) gescheerd wordt [Wilms 960917,4]. Westfries skrobben 'krabben'; indien dit ww. van toepassing is, is het idee erachter: 'hanen-krabber', die zijn klauwen in de Haan slaat en hem van z'n vel ontdoet (vgl.

Hoanebieter en Haneschop). Dit beeld wordt gesteund door noordfries Hanjükker 'Grauwe Kiekendief' op Amrum en Föhr [De Vries 1928], letterlijk 'Hanen-jeuker', dus lees: 'Hanen-krabber' en E Hen Harrier (mogelijk onder invloed van het ww. harry) <Hen Harrower <middelengels Hen harroer 'Blauwe Kiekendief' (Turner 1544), waarin E harrow 'pijnigen, folteren', ook: 'eggen'.

ETYMOLOGIE N schrobben (1. schoonmaken met behulp van bezem of stijve borstel; 2. krabben) <mnl scrobben, scrubben, scrabben (='in de grond krabben, krabbelen, wroeten, (bijeen)schrapen, schrobben').

De ww.en zijn er met -bbin het midden, maar ook met -pp(vgl. schrappen). De aanvangs-s kan ook ontbreken (vgl. krabben). De -rkan ontbreken: N schobben 'krabben, krauwen, schuren' <N (c.1600) schobben 'schurken, wrijven' (hiervan afgeleid is het woord schobbejak) <mnl scobben 'schrobben'; het aspect van de ontbrekende -r vinden we terug in de vogelnaam Haneschop ←.