Gepubliceerd op 16-11-2020

Grote Aalscholver

betekenis & definitie

Phalacrocorax carbo carbo (Linnaeus: Pelecanus) 1758. Benaming voor de nominaatvorm van de Aalscholver ←, die in de Lage Landen vermoedelijk een zeldzame verschijning is.

De naam is ingegeven door het grotere lichaamsgewicht in vergelijking met de bij ons broedende vorm Phalacrocorax c. sinensis. De naam komt voor bij O&V 1925 en is ook nu nog in gebruik [DB 20(4): 175 (1998); ZVN1999].ETYMOLOGIE N/mnl groot; oudsaksisch grot; fries grut <great <oudfries grat; E great <middelengels grete <oudengels great; D groß <ohd groz; in deze betekenis alleen in westgerm *grauta-, wat formeel gelijk is aan oudnooords grautr ‘gort, gortenpap, gruttenpap'; dit doet vermoeden dat groot oorspr. ‘grofkorrelig' betekende. Dit lijkt paradoxaal, want de oerbetekenis van de woorden 'rond' gort (grutten, gries, gruis, gruit, griend, grind, grond (zie ook sub Grondeleend)) is 'stuk gewreven, fijngemalen' (idg *gher); (vgl. dezelfde betekenis en soortgelijke wortel (idg *ger) sub koren bij Korenspork).

Laat-Lat grossus 'dik' (>F gros, nog in N gros 'gros-dozijn') en D groß zijn niet etymologisch verwant [Wilms 000226]. vDE 1993 stelt dat N grof <mnl gerouf "mogelijk op afstand verwant met groot" is; VT verklaart gerouf als rouf 'roof, schurftig' metvoorvoegsel ge-.

{Een verhouding als tussen oudnoords grautr 'gort, haverkorrel' en germ *grauta 'groot' bestaat niet tussen Latgranum 'korrel' (<idg *ger) en Lat grando 'hagel(korrels)' en/of Lat grandis 'groot' (Ernout [Wilms 000226]).}

< >