Gepubliceerd op 16-11-2020

Earsfuttel

betekenis & definitie

Friese volksnaam voor Dodaars. Ook Earsfutteler en Earsfutteltsje [ViF 1976 p.111].

Fries ears 'aars', waarvoor zie onder Aarsvoet. Boersma in ViF: "futtel is immen dy't mei lytse stapkes rint", ofwel 'dribbelaar'. Maar Dodaarzen worden zelden lopend gezien, dus het benoemingsmotief kan haast alleen maar bij vermoeden zijn ingegeven. Eerder valt te verwachten dat het tweede deel een volksetymologische interpretatie is van een woord dat eerder voor 'voet' stond (zoals in oud-nnl Aers-voet en Arsevoet) of wellicht ook voor mnl *voetelaer (<mnl voetelen 'steunen op iets' [MH]) waarbij het benoemingsmotief kan zijn geweest: 'vogel die op zijn achterkant (aars) steunt als hij zich op het droge bevindt'; dit laatste klopt goed, hoewel de vogel die houding maar korte tijd volhoudt.De Vries 1912 geeft "Earsfuttel ef Earsfutte"Edelvalken Hierofalco Cuv. 1817" alleen de ler"; in 1928 hetzelfde, maar zonder de circumGiervalk. flexen op de u's. De naam gentilis is door toedoen van Linnaeus 1758 bij de Havik ← terechtgekomen.