Gepubliceerd op 16-11-2020

Dompelaar

betekenis & definitie

Koenen-Endepols: "watervogel die dikwijls in het water dompelt" en vD 1970: "duiker (zekere watervogel)". N (dial.) dompen ‘(doen) duikelen', mnd dumpeln ‘onderduiken' [NEW; VT]; (vgl. zweeds Dopping 'Fuut', 'dompelaar') (zweeds doppa 'onderdompelen, dopen', de N volksnaam Dopper ‘Kuifeend' (zie ook sub Toppereend)) en E Dopper (c.1440-1634) =E Dopchick, Dabchick 'Dodaars' (vgl. ook E Dipper 'Waterspreeuw', letterlijk: 'dompelaar', 'doper').

VK: "dompelen (intwaeter) = duyckelen".N synoniem (?) Duiker ←. ?N syn. duikelaar? In de Statenbijbel van 1728 is sprake van "het Duyckerken" (Lev. 11: 17), in de nieuwe vertaling (1969) met "aalscholver" vertaald. Zie ook Domphoren en zie sub Roerdomp.

< >