Gepubliceerd op 16-11-2020

Dodo

betekenis & definitie

Raphus cucullatus (Linnaeus: Struthio) 1758 (=Didus ineptus Gmelin). Grote en zware, niet tot vliegen in staat zijnde, Duifachtige vogel op het eiland Mauritius in de Indische Oceaan.

Het eiland is door de Hollanders naar Maurits van Oranje (1567-1625) genoemd; de eilandengroep (Maskarenen <Mascarenen) is genoemd naar de portugese ontdekker Pedro de Mascarenhas (al in 1502 [Ter Laan 1949]). De Nederlanders zagen de Dodo pas in 1598; in 1681 was hij uitgeroeid door overbejaging en door faunavervalsing met niet-natuurlijke vijanden van de vogel. Er zijn thans zelfs geen opgezette exemplaren meer; er zijn enkele gereconstrueerde skeletten en verder veel losse botjes in diverse musea [Luther 1972].E As dead as the dodo 'Zo dood als een pier' is een gezegde dat sarcastisch verwijst naar dit definitief uitgestorven zijn.

Omdat Linnaeus 1758 de soort noemt (als "Struthio" (=Struisvogel)), behandelt ook Houttuyn 1763 hem. Deze vermeldt het volgende (p.320): "Men vindt deezen van CLUSIUS, die 'er een zeer slegte Afbeelding van gegeven heeft, de uitheemsche Kalkoen getyteld, en anderen noemen hem de gekapte of gekaperde Zwaan [ft] van 't Eiland Mauritius; ... door de Portugeezen Dodo1, door de Hollanders Dronte of Dod-Aars2 geheten, zegt BONTIUS, die 'er een Afbeelding van geeft. Anderen zeggen dat de onzen, op dat Eiland, hem Walg-vogel plagten te noemen. Ik heb den naam van Dod-Aars, om dat de Staartveeren als tot een bol samengerold zyn, behouden." Op p.321 komt Houttuyn al tot een bang vermoeden: "Den Dod-Aars1 merkt men, in 't algemeen, als een Inwooner van Mauritius aan, doch ik vind onder de Vogelen van dat Eiland, thans l'Isle de France, hem door den Abt DE LA CAILLE niet opgetekend. Misschien zal hy 'er, door langheid van tyd en het menigvuldig Jaagen, reeds geheel zyn uitgeroeid; want hy was traag van gang en dom, wordende ligtelyk gevangen, zegtBONTIUS."

Zie ook Burgemeester, Dodaars, Dronte, Gekaperde Zwaan, Kermisgans en Walghvoghel.

ETYMOLOGIE De naam is volgens Weekley 1967 afkomstig van portugees doudo (=doido 'gek, dwaas'), omdat de vogel zich gemakkelijk liet pakken; veel vogels hebben zulk soort namen, vooral de tropische zeevogels, die geen mensen gewend waren en er niet voor vluchtten (bijv. Noddy).

Van Wissen 1995 vermeldt als één der etymologieën een geluidsnabootsing van de (Duifachtige) roep "doe-doe" van de vogel (inv D 1904 staat Doedoe als naam vermeld!). Aangezien hiervoor geen N bronnen pleitten, zou dit ook weer een portugese inbreng van de naamsgeschiedenis kunnen zijn. In dat geval hebben de Portugezen in het geluid van de vogel hun woord voor 'dwaas' gehoord.

1 WNT 1853 als oudste datering van de N naam [Sijs 2001].
2 Ook vDE 1993 memoreert dat de naam Dodaars ← vroeger aan de Dodo werd gegeven. Het is ws. zo, dat de namen Dodo en Dodaars enige tijd met elkaar verward werden of door elkaar gebruikt en dat na het uitsterven van de Dodo in 1681 de naam Dodaars hoe langer hoe meer uitsluitend voor de 'kleine fuut' beschikbaar kwam. In Houttuyn 1763 en Vroeg 1764 wordt de naam Dodaars nog niet gebruikt voor de kleine Fuutachtige; voor deze wel de namen Aarsvoet en klein Duikertje.

De etymologie van Dodaars ← is een geheel andere dan die van de naam Dodo. Toch kan er nog wel een verband zijn: de portugese naam (Doudo) kan door de Nederlanders opgevangen zijn, waarna de Nederlanders de klank van die naam hebben gebruikt als 'voorzetje' tot hun naam, die vanwege het tweede deel veel wegheeft van een schimpnaam. Als een oude N naam Todaers tegen de verwachting in al bestond, is mogelijk bij deze gelegenheid de [t] in een [d] veranderd.