(griekseh en latijn Mysia) in de oudheid het geheele landschap in het noordwesten van Klein-Azië, dat in het noorden door de Propontis en den Hellespont, in het westen door de Aegaeïsche zee begrensd wordt, in het zuiden aan Lydië, in het oosten aan Phrygië en Bithynië grenst, in engeren zin echter alleen het noordoostelijk en middelste gedeelte van deze landstreek, waarbij dan het noordoostelijke als Troas, het zuidwestelijke als Aeolis, het zuidelijkste als Teuthrania daarvan onderscheiden wordt. Het landschap is grootendeels door gebergten doorsneden, waaronder de Ida in Troas in het westen, de Temnus in het zuiden, de mysische Olympus in het noordoosten de voornaamste zijn.
Onder de talrijke rivieren verdienen de Rhyndacus, de Aesepus, de Granicus in het noorden, de Scamander in Troas en de Caïcus in het zuidelijkste deel van het landschap vermelding. Onder de steden waren Cius, Prusa, Apollonia, Cyzicus, Parium en Lampsacus in het noorden, Alexandria Troas in het westen, Scepsis en Adramyttium in het midden en Pergamum in het zuiden van beteekenis. De bewoners behoorden, afgezien van de grieksche immigranten, oorspronkelijk waarschijnlijk tot de groote indogermaansche groep der west-kleinaziaten, waartoe ook de Phrygiërs, Lydiërs, Cariërs behoorden, een krachtig krijgszuchtig boerenvolk. Een politieke rol speelde M. eerst in den tijd der Diadoehem tengevolge van de stichting van het pergameensche rijk door Philetaerus (283 v. Chr.).M. was ook de grieksche naam voor Moesië (zie Moesia).