1) Het 9de kanton van den Zwitserschen bond, grenst ten n. en o. aan het kanton Bern, ten wT. en z. aan Waadt en aan het meer van Neuchâtel, en beslaat een oppervlakte van 16743/10 km2. De hoofdrivier is de Saane. Het grootste deel van F. behoort tot het gebied der zwritsersche hoogvlakte ; de hoogste bergen in dit gedeelte zijn de Mont-Gibloux 1203 m. en de Vully of Wistenlach 659 m. In het zuidoosten, het dusgenoemde Greyerzerland (Gruyère), verheffen zich de Saaneof’ Freiburger Alpen, waarvan de Vanil Noir (2386 m.), de Moléson (2005 m.), en de Berra of Birrenberg (1724 m.) de hoogste toppen zijn.
Het kanton telde in 1888 een bevolking van 119.155 en in 1900: 127.719 inw. (65.011 mannen en 63.321 vrouwen), waaronder 108.950 r.-kath., 19.137 evangelischen (hoofdzakelijk in het See-district), 180 israelieten en 65 van geene of onbekende religie; 87.541 spraken fransch. 38 759 duitsch en 1839 italiaansch. In 1899 werden 877 huwelijken gesloten en bedroeg het aantal levendgeboorten 4284, het aantal sterfgevallen 2860. Het kanton is verdeeld in 7 districten met tezamen 282 gemeenten :
Broye Glane (Glane)
Greyerz (Gruyère)
Saane (Sarine).
See (du Lac)
Sense (Singine)
Vivisbach (Veveyse)
De vruchtbare bodem der hoogvlakte levert graan (toereikend voor eigen behoefte), ooft en aardappelen, in de omgeving van het meer ook wijn (in 1900 van 215 hectare grond 33.620 hectoliter) en tabak. De tabaksbouw gaat achteruit. De veeteelt levert uitmuntend rundvee en krachtige werkpaarden. In het woud- en weidenrijke Yóóralpenland van het zuidoosten is Alpenwirtschaft het hoofdmiddel van bestaan (Gruyèrekaas, in 1895: 3% millioen kilogram) Het kanton bevat aanzienlijke hoeveelheden turf, zand- en kalksteen en gips. F. heeft 14711/-» km2. (87,9%) productief land en ruim 300 km2, bosschen. Einde 1895 bestonden 52 industriëele bedrijven (meest uurwerk-, papier- en sigarenfabrieken), met tezamen 1715 arheiders en 64 stoomketels met tezamen 1173 paardenkracht. Een aanzienlijk deel der bevolking (des zomers 7000 personen, ’s winters meer) houdt zich bezig metstroovlechten, meestalhuis-industrie, de opbrengst hiervan bedraagt jaarlijks gemiddeld 1 millioen francs. De handel strekt zich uit over den afzet van vlechtwerk, hout, kaas en vee. Het kanton heeft een uitgebreid net van rijwegen (1896: 469 km. kantonsen 1270 km, gemeentewegen) en spoorwmgen (circa 142 km., n.l. gedeelten van de lijnen Lausanne-FreiburgBern, Lansaune-PayerneMurten-Lysz en Freiburg-Payerne-EstavayerYverdon. tezamen 125 km., verder de lijnen Romont-Bulle, 18 km., en Freiburg-Murten 18 km. Murten heeft stoombootverbinding met Neuenburg.
De regeeringsvorm is representatief-democratisch : de groote raad bestaat uit 1 lid op elke 1200 inw., de staatsraad uit 7 leden met 5-jarigen ambtsduur; het fransch is ambtstaal, echter worden wetten, dekreten enz. ook in het duitsch afgekondigd. De r.-kathoiieken staan onder den bisschop van LauSanne. De protestanten hebben een eigen Synodaal bestuur. De staats-inkomsten en uitgaven bedragen gemiddeld 34/s millioen francs per jaar. Het wapen is een zwart en wit overdwars gedeeld schild. Hoofdstad is Freiburg.
Door den Grooten raad werd in 1889 tot de oprichting van een universiteit besloten, die 4 Nov. met een rechtsgeleerde faculteit (gevormd uit de kantonnale rechtsschool) en een philosophische faculteit geopend werd; in 1890 werd hieraan een theologische en in 1896 een natuurwetenschappelijke toegevoegd, terwijl door oprichting van leerstoelen voorphysiologie en voor vergelijkende anatomie ook een begin werd gemaakt met een medische faculteit. De universiteit had in 1901: 57 docenten en 380 studenten, waaronder 7 vruuwelijke Verder heeft het kanton een priesterseminarie, het college St. Michel in de hoofdstad, een industrie- en handelsschool, tal van inrichtingen voor middelbaar onderwijs en ruim 250 lagere scholen (1899 met ruim 20.000 leerlingen). Het kanton en de gemeenten gaven voor de scholen D/gmillioen francs uit.
De oudste bewoners des lands waren keltische Helvetiërs, die door de Romeinen werden onderworpen. Ten tijde der volksverhuizing vestigden zich ten oosten van de Aare Alamannen, ten westen van deze rivier Bourgondiërs, en van 532—588 stond het land onder frankische heerschappij. In 1032 kwam het als een deel van het Bourgondische koninkrijk aan het Duitsche rijk en onder bestuur van de hertogen van Zahringen. Berthold IV stichtte omstreeks 1176 de stad Freiburg en gaf haar een vorm van bestuur gelijk aan die van Keulen en Freiburg im Breisgau. De stad kwam in 1218 aan Kiburg, iu 1277 aan Habsburg ; in 1481 werd zij als bondgenoote van Bern in het eedgenootschap opgenomen. Te F. kwam in 1516 de eeuwige vrede tusschen Frankrijk en de eedgenooten tot stand. De vroegere demokratie ontaardde in de 15de eeuw in stedelijke oligarchie en familieregeering. Nadat de Franschen 2 Maart 1798 het landje bezet hadden, werd het bij de Helvetische republiek gevoegd, later onder de mediatie tot een der 19 kantons gemaakt. Na de restauratie wist de aristocratie haar heerschappij spoedig te herstellen. In 1830 kwam het volk echter in opstand en dwong erkenning van het beginsel van rechtsgelijkheid en de grondwet van Jan. 1831 af Deze constitutie, in politiek opzicht betrekkelijk liberaal, was in religiezaken streng katholiek. Eerst de bezetting van het land door eedgenootschappelijke troepen, gevolg van F.’s deelname aan den zg. Sonderbond, bracht de ultramontanen voor goed ten val. Eene uit directe volksverkiezingen voortgekomen constitueerende vergadering ontwierp de vrijzinnige grondwet van 1848, welke de garantie van den Bond verkreeg, doch buiten volksreferendum om tot stand kwam. In Dec. 1856 behaalden de ultramontanen bij de verkiezingen voor den Grooten raad bijna Overal de meerderheid, en reeds 13 Jan. 1857 stelde de nieuwe Groote raad grondwetsherziening voor. De nieuwe sterk anti-liberale grondwet werd reeds in Mei door het volk met groote meerderheid aangenomen. Sinds is het kanton, in weerwil der steeds in kracht winnende radikale oppositie, in reactionair, ultramontaankonservatief vaarwater gebleven. Echter brak in 1880 in den boezem der heerschende (konservatief-kath.) partij verdeeldheid uit, tengevolge waarvan zij zich in gematigd konserva.tieven (bien-publicards) en strengultramontanen (libertards) splitste. F. is het eenige kanton zonder referendum en met beperkte volksrechten.
2) F. in het Uchtland, fr. Fribourg. Hoofdstad van het zwitsersch kanton F. en van het district Saane, 29 km. z.w. van Bern, op een rotsig voorgebergte waar de Saane omheenloopt, aan de spoorlijnen Lausanne— Bern en F.—Yverdon (51 km.), zetel van het kantonsbestuur en van den bisschop van Lausanne, telde in 1900: 15.739 inwoners, (waaronder ongeveer 1800 evangelischen en een 100-tal israelieten, overigens r,kath.); 3/5 der inw. spreken fransch, de overigen, meest in de benedenstad, duitsch. De zeer ouderwetsche en onregelmatig gebouwde stad, waaraan de burchtachtige ligging hoog boven de rivier en de talrijke torens, poorten en kerken een eigenaardig schilderachtig karakter verleenen, bestaat uit drie deelen: de benedenstad, in het dal, aan weerskanten van de Saane, de wijk der arbeiders, de oude stad, op het plateau van het schiereiland, zetel der bestuurslichamen en der stedelijke aristocratie, en de bovenstad, het brandpunt van den handel en der nijverheid. Vijf bruggen verbinden de afzonderlijke deelen der stad met elkander: 2½ km. n. van F. verbindt een viaduct van 370 m. lang en 80 m. hoog beide oevers der Saane. F. heeft negen kerken, waaronder de gothische St. Nicolaaskerk, in den loop der 13e eeuw begonnen, in de 15e eeuw voltooid, met statigen, 86 m. hoogen toren, 1473—92 gebouwd, merkwaardige reliefs en een vermaard orgel (van Mooser, 67 registers, 7800 pijpen) de opmerkelijkste is. Instellingen van onderwijs, zie boven. Middelen van bestaan: kleinhandel, winkelnering, sigaren-, cartonnage-en kunstmestfabrieken. In 1870—73 werden bij Perolles, 1 km. z. van de stad, groote waterwerken aangelegd en een waterval van 3 a 4000 paardenkracht gevormd, waarvan ⅕ door draadtransmissie voor de industrie bruikbaar werd gemaakt.