spaansch schilder, 1599—1660, was leerling van Francisco Herrera den Oude en daarna ; van Francisco Pacheco, met wiens dochter Juaha hij op 22-jarigen leeftijd trouwde. In 1622 begaf hij zich naar Madrid om er naar de meesterwerken in de galerijen van het ,,Prado’’ en het ,.EscuriaP’ te studeeren.
In 1629 volgde hij Ambrosio Spinola, den nieuw benoemden gouverneur van Milaan, naar Italië, bezocht nu de voornaamste steden van het schiereiland, leerde te Napels Ribera kennen en keerde eerst in 1631 te Madrid terug. In 1648 vertrok hij andermaal naar Italië, door den koning belast om er kunstwerken te koopen. Op deze reis vervaardigde hij, te Rome, in 1649 het beroemde portret van paus Innocentius X (Galerij Doria). Bij zijn terugkomst te Madrid werd hij benoemd tot groot-kamerheer des konings, maar bleef niettemin zich ijverig aan de kunst wijden. Van zijn werken zijn vooral bekend: Gezicht op Aranjuez, De overgave van Breda (genaamd Las Lanzas, uithoofde der vele lansen, welke er op voorkomen, 1640); De kroning van de H. Maagd; Het bezoek van den H.
Antonius aan den H. Paulus; De spinsters; De drinkers; Mars; De werkplaats van Vulcanus, en de portretten op één schilderij van hem zelf en zijn vrouw, omgeven door hun kinderen.