(werkwoord)
[hotel] (zich laten) uitboeken, (zich laten) uitschrijven, afmelden
- Als u morgen vertrekt, moet u zich voor één uur 's middags afmelden.
[(lucht)vaart] ontschepen, (zich) afmelden
[ov] zich uitmelden, zich afmelden
- Voor je de bus verlaat, meld je je uit door je ov-kaart voor de kaartlezer te houden.
[alg.] bekijken, uitproberen, uitvissen
- Ik moet nog uitvissen welke akkoorden ze in die opname speelt.