Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

Gepubliceerd op 11-04-2022

jacket

betekenis & definitie

(zelfstandig naamwoord)

[alg.] jek, jekker(tje), jas(je)

- En over zijn prachtige trui draagt hij een te gek jek.

[med.] kapkroon

- Een kapkroon is een porseleinen tandkroon.

[alg.] stofomslag

- De stofomslag is vaak mooier dan de eigenlijke boekomslag.

[alg.] omhulsel, huisje, behuizing

[alg.] kabelhuls, kabelmantel, mantel

[alg.] fundering(spoot), steunpijler

- Zo'n booreiland staat op enorme steunpijlers die in de zeebodem zijn verankerd.