Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie K
- Kalkoeneneus
- Kalkoenenhouder
- Kalkoenhout
- Kalkoenmelker
- Kalkoennest
- Kalkoenpokken
- Kalkoens
- Kalkoentje
- Kalkoenvlees
- Kalkoven
- Kalkpot
- Kalkpuin
- Kalkput
- Kalkrijk
- Kalksalpeter
- Kalksaus
- Kalós k’agathós
- Kammersänger
- Kammetje
- Kamos
- Kamper, kamperen
- Kamper, vechter
- Kamperen
- Kamperfoelie
- Kamperfoelieachtig
- Kamperfoeliebloem
- Kamperfoelieplant
- Kamperfoelieprieel
- Kampering
- Kampernoelie, kampernoelje
- Kampernoeliebed
- Kampernoeliesteek
- Kampersteur
- Kamperstreek
- Kamperstukje
- Kamperveen
- Kampgevecht
- Kampgoederen
- Kamphaan
- Kampioen
- Kampioenschap
- Kampioenschapswedstrijd
- Kampioensprijs
- Kampioenstitel
- Kampioenswedstrijd
- Kampleven
- Kamplied
- Kamplust
- Kampong
- Kampongbewoner
- Kampongdiensten
- Kamponghond
- Kamponghoofd
- Kampop
- Kampot
- Kampplaats
- Kampprijs
- Kamprecht
- Kamprechter
- Kampspel
- Kampstrijd
- Kampvechter
- Kampvuur
- Kampwacht
- Kamrad
- Kamreep
- Kamrol
- Kamsalamander
- Kamschede
- Kamschelp
- Kamsel
- Kamslager
- Kamsnoer
- Kamspier
- Kamster
- Kamtand
- Kamuis
- Kamvaren
- Kamveld
- Kamvijl
- Kamvormig
- Kamwiel
- Kamwissel
- Kamwol
- Kan
- Kan onkachel
- Kanaal
- Kanaalbeambte
- Kanaalbed
- Kanaalbrug
- Kanaaldijk
- Kanaalgeld
- Kanaalhaven
- Kanaalhoofd
- Kanaalijzer
- Kanaallijn
- Kanaalniveau
- Kanaaloven
- Kanaalpand
- Kanaalpeil