Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

tang

betekenis & definitie

tang [oud wijf]. Dit woord zullen de meesten van mijn lezers wel niet verwacht hebben hier aan te treffen. Het is dan ook slechts in de zeer bijzondere betekenis die het als scheldwoord heeft, dat er hier sprake van kan zijn. De uitdrukkingen: een tang van een wijf, een oude tang, zouden volgens een gissing van prof. De Vries in De Taalbode, II, p. 292, afkomstig zijn van seetang of zeetang, een Europese verbastering van het Maleise seitan of sétan. Prof. Moltzer zegt daarvan in zijn aankondiging in De Gids van 1872, II, p. 161: ‘Lepidius quam verius’ [eerder grappig dan juist], en drukt zijn overtuiging uit dat te eniger tijd de ware eerste tang van een wijf uit het een of andere oude kluchtspel zal tevoorschijn treden. Maar dit is geen verklaring. Zou de tang ook kunnen staan voor de persoon die er zich van bedient? Het is een werktuig dat men gebruiken kan om te slaan en te knijpen en vast te houden, en dat een vrouw uit de volksklasse allicht ter hand neemt als zij haar toorn wil koelen. Onmogelijk schijnt mij die opvatting niet.

De gissing van prof. De Vries is echter lang zo onwaarschijnlijk niet als zij zich op het eerste gezicht voordoet en kan ook nog wel voorgesteld worden op een wijze die haar meer aannemelijk maakt. Het woord seetan is oorspronkelijk niet Maleis, maar het Arabische sjeitan (dat echter van het Hebreeuwse Satan schijnt af te stammen), door de Maleiers en Javanen, wier spraakorganen de sj (of sch) van het Arabische alfabet niet kunnen voortbrengen, als seitan of sétan uitgesproken. Daaruit schijnt in het zogenaamd laag-Maleis, dat is het door de Europeanen gesproken brabbel-Maleis, sĕtang ontstaan, want ofschoon die vorm in onze Maleise woordenboeken en woordenlijsten, ook die van het laag-Maleis, voorzover ik weet nooit wordt opgegeven, vind ik hem reeds bij de oude Bontius, Historiae naturalis, p. 79, waar hij van een kleine gehoornde vis sprekende zegt: ‘Piscatores Indi vocabulo Arabico ipsum ican sétang vocant, i.e. piscem diabolum, vel quod cornua gerat, seu, quod ictus ejus admodum virulentus sit’ [Indische vissers noemen die vis zelf met de Arabische naam ican sétang, dat wil zeggen duivelsvis, ofwel omdat hij horens draagt, ofwel omdat zijn steek zeer giftig is]. De betoning van de a in de laatste lettergreep, die Bontius door een accent aanwijst, vordert bepaaldelijk dat de e in de eerste als ĕ wordt uitgesproken. Echter is die verkorting van de klinker é bevreemdend en alleen te verklaren uit een verplaatsing van de klemtoon, zoals ook in andere talen soms plaats heeft. Men zegt wel te Amsterdam steeds vierkánt in plaats van víérkant en te Groningen óverleg in plaats van overlég, ofschoon beide geheel met ons taaleigen strijden. Minder bezwaar heeft de verandering op het einde van de zuivere n in de nasale ng, die bijzonder aan het laag-Maleis eigen is, zoals ik bij orang oetan en rotting opmerkte. Stel nu (wat ik niet durf verzekeren, maar dat gemakkelijk kan worden uitgemaakt door ieder die enige tijd te Batavia heeft vertoefd) dat die vorm sĕtang nog heden in het straat-Maleis in gebruik is, dan kan het woord gemakkelijk door onze matrozen zijn opgevangen en, met verwaarlozing van de eerste toonloze lettergreep, waardoor het tevens de vorm kreeg van een gewoon Nederlands woord (zie bij artikel kaalkop) in de Nederlandse volkstaal overgebracht. Ik vind orang sétan als een gebruikelijke laag-Maleise uitdrukking voor een ‘duivels, boosaardig mens’ vermeld. Dezelfde betekenis heeft dan sĕtang of tang.