Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

neger

betekenis & definitie

neger [zwarte]. Ik begrijp volstrekt niet, waarom Weiland en Lexer (in Grimms Deutsches Wörterbuch), dit woord van het Franse nègre afleiden. Nègre is de verfranste, gelijk het Hoog- en Nederduitse neger de verduitste vorm is van het Portugese (ook in het Spaans, Italiaans en, behoudens de wijziging van de uitspraak, in het Engels onveranderd gebruikte) negro. Niet aan de Fransen, maar aan de Portugese zeevaarders hebben wij onze eerste kennis van West-Afrika te danken. Negro betekent ‘zwart, een zwarte’ en stamt af van het Latijnse niger. Met neger komt overeen het Arabische aswado, meervoud soedân, vanwaar biladoe’s-Soedân, het land van de zwarten of negerland.

De geografische bepaling van de naam Negerland is zeer moeilijk. Men gaf lange tijd de naam van Negers aan alle zwarte stammen van Afrika, en velen doen dit nog heden. De etnologen echter beperken de naam Neger tot de koolzwarte stammen die ten zuiden van de Sahara tot omstreeks de evenaar wonen. Deze vormt, zeer ruw genomen, de grens tussen de Neger- en de in vele opzichten van hen verschillende Bantoe-stammen, die zich uitstrekken tot Afrika’s zuidspits, behalve dat de zuidwesthoek door de Hottentotten en met hen verwante Bosjesmannen bewoond wordt. Ten noorden van de Negers wonen Semitische en Hamitische stammen, verspreid onder hen Nubiërs en Fellatah (Nuba-Fulah-volken). Wenselijk ware het dat zich het gewone spraakgebruik naar die wetenschappelijke onderscheiding richtte. Vergelijk mijn opmerkingen in D. Veth’s reizen in Angola, p. 335-337.

Heeft ons de Kaapkolonie in contact gebracht met de Zuid-Afrikaanse stammen, onze voormalige bezittingen op de kust van Guinea plaatsten ons temidden van echte negers. Ook daar zijn uit de vermenging van blanken en zwarten een zeker aantal kleurlingen gesproten, die eveneens, naar de graad van de vermenging, verschillende namen dragen, welke niet geheel met de benamingen in Oost- en West-Indië gebruikelijk overeenstemmen. Ik lees daaromtrent bij De Marrée, De Goudkust, deel II, p. 135: ‘de dochter door eenen Blanke bij eene Negerin verwekt, is eene Tapoeijerin — bij eene Tapoeijerin, Mulattin — bij eene Mulattin, Castiessin — en bij eene Castiessin wederom Blanke. De dochter van eenen Tapoeijer of Mulat bij eene Negerin noemt men Caboegerin.’ Uit hetgeen voorafgaat blijkt echter dat Mulat, daargelaten de speciale betekenis hier vermeld, ook de algemene naam is van afstammelingen van blanken en zwarten.

Caboeger (er staat eigenlijk Cabocger, maar dat zal wel een drukfout zijn) schijnt mij hetzelfde als het in West-Indië gebruikte Karboeger, waarvan ik hierboven in een afzonderlijk artikel gesproken heb. Evenals deze naam moet ook Tapoeier uit Amerika afkomstig zijn. Het is oorspronkelijk de naam van een zeer woeste stam van Indianen, die onze bondgenoot was in onze oorlogen met de Portugezen in Brazilië. De Portugezen schrijven hun naam Tapuya. Zie over hen onder andere Van Kampen Geschiedenis der Nederlanders buiten Europa, p. 411, 425, 433, 446, enz. Hoe deze namen naar Afrika gekomen zijn, kan ik evenmin verklaren als de betekenis waarin zij gebruikt worden.

De Engelse populaire vorm nigger voor neger en de omstandigheid dat de duivel gewoonlijk als zwart wordt beschreven, zouden ons bijna verleiden enig verband te zoeken tussen de Neger en de zwarte Nikker. Doch de Germaanse oorsprong van Nikker (bij Vondel Peter en Pauwels, II, 135, ook Ikker geschreven), verwant met het Zweedse nĕk, nek, het Engelse nick (old nick), het Hoogduitse Neck, Necker, Nicker, Nixe enz., alles benamingen voor boze geesten, staat te vast om enige twijfel toe te laten.