Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

massa

betekenis & definitie

massa [foelie]. Massa komt bij Van Linschoten voor als naam van de foelie, die in het Frans, Spaans, Duits en modern Latijn macis, in het Engels mace, in het Italiaans gewoonlijk mace, doch in d’Ulloa’s vertaling van De Barros, Decada II, boek 6, hoofdstuk 7, mazza en in het Portugees maça. Van dit laatste is massa bij Van Linschoten ongetwijfeld afkomstig. De plaats, Itinerario, p. 90, luidt als volgt: ‘De notemuscaet heeft omheen een harde schulp gelijc hout, so dat die noot daer los in leyt, ende deze houte schille ofte schulpe is bedect ende becleet met muscaten bloemen, die men massa heet [...] Somtijds soo berst die foelie ofte massa; welcke is de oorsake dat altemet die noten sonder massa komen, ende wanneer men die note muscaten drooght, so gaeter die massa af, ende die coleur van root verandert in orangien coleur, gelijc men mach sien aan de massa die herwaerts overgebracht wort.’ Dat ook de andere genoemde naties dit woord aan de Portugezen verschuldigd zijn, acht ik zeer waarschijnlijk, hoewel de overgang tot de vorm macis moeilijk te verklaren is.

Maar nog moeilijker is het van de oorsprong van maça zelf rekenschap te geven. Eertijds hield men het voor identiek met het Griekse maker, bij Plinius, Historia Naturalis XII: 16 macir (‘Et macir ex India advehitur, cortex rubens radicis magnae, nomine arboris suae; qualis sit ea, incompertum habeo’ [En macir wordt uit India aangevoerd, de rode bast van een grote wortel, genoemd naar de naam van zijn boom; van welke aard die is, heb ik niet kunnen vinden]). Uit die plaats volgt echter dat macir iets geheel anders moet zijn dan de foelie, zoals ook door Piso in Mantissa aromatica en Rumphius, Amboinsch Kruydboek, II, p. 16, zeer op de voorgrond wordt gesteld. Echter moet men erkennen dat een verwarring van beide, in voorkomen, zo het schijnt, wel enigszins overeenkomende zaken niet zo geheel ondenkbaar is.

Het is echter ook niet ondenkbaar dat het woord massa afstamt uit de taal van de Bandanezen, op wier eilanden de muskaatnoten het meest voorkomen. Van deze taal is ons zeer weinig bekend en de bevolking werd reeds door Koen verdreven en verstrooid. In de Curieuse aenmerckingen van S. de Vries, I, p. 125, leest men dat de muskaatnoten op Banda door de inwoners pala di massa genoemd werden, en de bloemen, dat is de foelie, buna pala. Volgens Rumphius heet de muskaatnoot op Banda en bij alle Maleiers pela. ‘Het roode netjen,’ zo gaat hij voort, ‘dat op de houten schaalen ligt, werd in ’t nieuw-Latijn genaamd macis [over welks verschil van macer hij dan verder uitweidt], maar ’t woord macis schijnt afkomstig te wezen van ’t Javaanse woord massa, gelijkze noch op het Portugeesch heet. Hedendaags noemt men ze in ’t Maleyts Bonga-pala [...] op ’t Nederduits foely en muschaaten-bloemen [...] De regte Maleiers verstaan door Bonga-pala de kleine bloempjes, ofte eigentlyke bloeizel van de Noteboom, dewelke zij gedroogt tot eenige medicyne bewaaren, en men kan ze genoegzaam bekoomen aan de zoorte, die men Pola-Boy noemt en voor ’t manneken van de tamme nooteboom gehouden wert; daarentegen de foely noemen ze sarony of boncus-pala, dat is scheede of zak van de Noot, en zeker dat met beter reden, want wat gelykenis heeft de foely met een bloem?’

In de aangehaalde plaatsen, zowel van De Vries als van Rumphius, zijn de namen, uit de inlandse talen aangehaald, enigszins misspeld of verbasterd, maar zij zijn gemakkelijk te verbeteren.

De muskaatnoot heet in het Maleis niet pela, maar pala; in plaats van buna pala en bonga pala moet men boenga pala lezen (van boenga ‘bloem’ en pala ‘muskaatnoot’), in plaats van sarony, het bekende sarong of saroeng, dat is schede of koker; in plaats van boncus schrijve men boengkoes, omhulsel. Dat boenga-pala en het nog in het Duits gebruikelijke Muskatblüthe geheel verwerpelijke namen voor de foelie zijn en niets anders dan de bloesem van de muskaatbomen kan aanduiden is ook, zoals wij zagen, reeds door Rumphius aangeduid. De foelie heeft niets met de bloesem te maken, maar is wat men thans gewoonlijk een zaadmantel of zaaddek (arillus) noemt.

Wat nu de mening van Rumphius betreft, dat de naam massa Javaans zou zijn, deze wordt geenszins door onze woordenboeken bevestigd. Deze zijn intussen nog verre van volledig. Maar daar de muskaatboom op Java niet groeit, kunnen zijn producten ook niet goed oorspronkelijke Javaanse namen hebben, maar zullen ze wel door de Javanen genoemd zijn met de namen die er in het land van herkomst aan gegeven worden. Behoort het woord massa werkelijk in de inheemse talen van de Archipel thuis, dan zullen wij het wel in de eerste plaats op Banda moeten zoeken. Ik acht het daarom zeer opmerkelijk dat bij De Vries vala di massa als de Bandanese naam van de muskaatboom wordt opgegeven. Sommige lexicografen (bijvoorbeeld Crawfurd) geven aan pala in de eerste plaats de algemene betekenis van vrucht. Mocht dus massa de naam van de foelie zijn, dan zou men misschien pala di massa door de ‘vrucht’ of ‘noot in de foelie’ kunnen vertalen.

Ik wens hier nog een woord bij te voegen over het Nederlandse foelie, waarvan de oorsprong ook niet zo dadelijk klaar is. Hetzelfde woord komt ook voor in de betekenis van een dun blaadje of laagje metaal achter edelgesteenten en spiegels (Hoogduits Folie). Ook de foelie van de muskaatnoot is een blaadje, zij het ook in geheel andere vorm. Het woord stamt ongetwijfeld af van het Latijnse folium, niet rechtstreeks echter, maar door tussenkomst van het Middellatijnse folia, Italiaans foglia, en vooral van het Franse feuille, waarmee foelie in vorm overeenkomt. Volgens Franck, Etymologisch woordenboek, moeten eenmaal foglia di noci moscate en feuille de macis in het Italiaans en Frans gebruikelijke uitdrukkingen zijn geweest.