Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

liplap 2

betekenis & definitie

liplap [Indo-Europeaan]. Thans weinig of niet meer gebruikt, is, zegt prof. Veth, uit geen bekende taal te verklaren, of men moest er het Batakse lilip in vinden, wat echter gewoonlijk betekent: iemand als zijn bloedverwant verloochenen, omdat men zijn schulden niet wil betalen. Maar dat is natuurlijk geheel onaannemelijk. Prof. Veth ziet er een komisch, willekeurig gevormd woord in, een spotwoord dat, enigszins geluidnabootsend, op de hoogst gebrekkige en belachelijke taal van deze klasse van kleurlingen wijst. Verder geeft hij nog een stukje van de geschiedenis van dit woord, de plaats bij De Graaff (Oost-Indise spiegel), waar deze zegt wat men onder Liblabs verstond omstreeks 1720. In het Hollands (prof. Veth citeert uit de Franse vertaling) luidt de passage: ‘bij d’Oost-Indise [vrouwtjes verstaan wij] Hollandse, die in Oost-Indien van een Hollandsche vader en Moeder zijn geboren; en die gemeenlijk met de naam van Liblabs-kinderen genoemd worden; vermids ’t meerendeel (gelijk men seid) een slag van de Meulen heeft’. Ofschoon prof. Veth dit niet begrijpt, is het volmaakt in overeenstemming met een betekenis van het woord Liblab in het Duits, die ook in Nederland bekend kan zijn geweest, namelijk ‘thörichter Mensch’ (Grimm), dus iemand die wat ‘tropenkolder’ in de kop heeft. Overigens is De Graaff de enigste niet, die de naam liplap toepast op kinderen van Europese ouders in Indië geboren. In Hobson-Jobson vindt men de volgende aanhaling uit Stavorinus (1768-1771): ‘Kinderen in Indië geboren krijgen den spotnaam liplaps van de Europeanen, al mogen de ouders beide uit Europa gekomen zijn’. Dit wijst reeds op een uitbreiding van de betekenis die het mogelijk maakt de minachtende naam van de Europese kinderen over te dragen op die van gemengd ras, vooral onder inwerking van het reeds in gebruik zijnde lips, dat we mede bij De Graaff vinden op p. 10 van zijn Oost-Indise spiegel. Daar spreekt hij van de Indische kinderen die hun ‘redenen’ vermengen met een lipse tyolise of ‘bastaard-Portugese’ taal. Hiermee is de zaak evenwel nog niet uit, om niet eens te spreken van de gissingen van H. Schuchardt in zijn Kreolische Studien. Immers liblab betekende omstreeks het eind van de zeventiende eeuw: ‘der etwa einen halben Finger dicken Milchrahm der an der inwendigen Schale der jungen Kokosnüsse hängt, nachdem man das Wasser ausgetrunken [hat]’ (G. Meister, Der Orientalisch-Indianische Kunst- und Lustgärtner, 1692). Overdrachtelijk zal hiernaar genoemd zijn het kostje dat men beschreven vindt in Innigo de Biervillas’ Voyage, II, p. 37 ed. 1736: ‘les Matelots et les Soldats sont nourris ordinairement dans cet Hôpital, de ris à l’eau, et de quelques morceaux de boeuf salé et de vieux lard jaune, avec une écuellée de lippelape tous les matins. Cette sorte de potage se fait avec des herbes hachées et mêlées avec du ris, ce qui ressemble assez à la patée qu’on donne aux dindons qu’on veut élever’. Zouden we én bij Meister, die in zijn verklaring van het woord geheel overeenstemt met wat Rumphius zegt in boek I, hoofdstuk 1, én bij De Biervillas te doen hebben met het Hollandse liflaf in de Maleise mond, dat wil zeggen met de f = p, daar het Maleis de f niet heeft? Eigenaardig is het zeker dat het woord op het ogenblik veel meer voorkomt in de praktijk van de inlanders dan in de Europese en Indo-Europese maatschappij. In de betekenis van ‘kleurling’ is het zelfs opgenomen in Rigg’s Dictionary of the Sunda language, waar liplap omschreven wordt als volgt: ‘a person whose parents are one of them European and the other native. Mostly born of a native mother by an European father’. Hoe rijmt dit alles tezaam, kan men wel vragen, en in hoeverre blijft de afleiding: persoon met lapachtig grote omgekrulde lippen, ‘lipper’, te handhaven?<SUP>37*</SUP>