Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

kakatoea 2

betekenis & definitie

kakatoea [bepaalde vogel]. Het eerste gedeelte van dit woord levert weinig bezwaar op; minder duidelijk is het laatste gedeelte. Kaka is de gewone benaming van de papegaai of kaketoe in het Sumbaas, Maori, Fidji, enz. Het is nauwelijks te betwijfelen dat kaka eigenlijk een klanknabootsing is, en het kan geen bevreemding wekken dat dezelfde klank in het Lampongs dient om de kraai, raaf te benoemen. In het Dajaks heet de kraai kak, Bataks gak, Malagasi goaka, Maleis gagaq, Bisayaas en Tagalog oak, blijkbaar slechts variëteiten van dezelfde klank. Zoals men ziet, is de onderlinge klankverhouding onregelmatig, hetgeen bij dergelijke klanknabootsingen zeer natuurlijk en geenszins ongewoon is, ook in andere talen; dezelfde onregelmatigheid en om dezelfde reden vertoont onder andere het Duitse gackern vergeleken met ons kakelen en kwaken.

Het tweede gedeelte van het woord, toea, zou ‘oud’ kunnen betekenen, maar het is moeilijk in te zien hoe dit begrip in de benaming van de vogel te pas zou komen. De oude verklaring is dan ook geheel anders. De reiziger Mandelslo, aangehaald in Hobson-Jobson onder cockatoo, beweert het volgende: ‘Il y en a qui sont blancs [...] et sont coeffés d’une houpe incarnate [...] l’on les appelle kakatou, à cause de ce mot qu’ils prononcent en leur chant assez distinctement’ [Er zijn witte met een rode kuif; men noemt ze kakatou omdat dit woord duidelijk te horen is in hun roep]. Een andere reiziger, Funnel (zie Hobson-Jobson) noemt de vogel crockadore en zegt onder andere: ‘When they fly wild up and down the Woods they will call crockadore, crockadore; for which reason they go by that name.’ Een derde bericht spreekt eveneens van cocatores: ‘At Sooloo there are no Loories, but the Cocatores have yellow tufts.’ Indien het werkelijk waar is — wat wij niet kunnen bevestigen, noch tegenspreken — dat de kaketoes in de natuurstaat kakatoe, kakatoea, kakadore of iets wat daarop lijkt schreeuwen, dan zou de zaak beslist zijn: niet alleen kaka, kak is dan een natuurkreet, maar kakatoea, kakatoe, kaktoe evenzeer. Wat ons beweegt, de gegeven oude verklaring voor de ware te houden, is dat dore, tore als halfgearticuleerde klank dicht genoeg bij toe, toea staat, maar als synoniem van toea ‘oud’ niet bestaat. In dat vermoeden worden wij nog bevestigd, als wij in aanmerking nemen dat dora-dora in het Makassaars en Boeginees de benaming is van de kleine groene kaketoe. Klaarblijkelijk is dora-dora ook uit klanknabootsing ontstaan en mag het als zodanig toegepast op een papegaaisoort synoniem met toe, toea heten.

Er zijn in het Makassaars en Boeginees nog twee benamingen voor de grote witte en de kleine groene kaketoe, namelijk danga en danga-danga. Dit laat zich niet scheiden van het Javaanse dangdang ‘kraai’. Wat mag men hieruit opmaken? Mij dunkt dit: men heeft in de kreten van kraaien en papegaaien nu eens kaka, kak, enz., dan weer danga, dang menen te horen, en met die klanken zowel de ene als de andere soort van vogels aangeduid. Toe, toea en dora schijnt men alleen van de papegaaien gehoord te hebben.

Op de noordoostkust van Ceram, te Hotti, heet de witte kaketoe eenvoudig kaka, net als op Sumba, enz. Aan de Elpapoetibaai zegt men laka poeti; in de landtalen van Ambon is de meest voorkomende vorm kakatoea, kaktoea. Of deze vorm niet uit het Maleis is ingedrongen, laat zich moeilijk vooralsnog uitmaken; het te Larike gebruikelijke lakatoea rote ‘rode kaketoe’ bevat zelfs het Hollandse woord rood! Ware het woord geen klanknabootsing, dan zou de beslissing niet zo moeilijk zijn, want dan zou men slechts de gewone klankregels hebben toe te passen. Met dat al pleit het feit dat kaka, voor zover wij weten, in het westen van Indonesië niet in de zin van ‘papegaai’ voorkomt, voor het gevoelen van Veth dat kakatoe, kakatoea in de Molukken thuishoort. [K]