Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

farizeeër

betekenis & definitie

farizeeër [schijnheilige]. In tegenstelling tot andere soortgelijke aan de bijbel ontleende uitdrukkingen, waarvan ik de verklaring aan de bijbelse woordenboeken overlaat, gun ik een plaatsje aan dit woord omdat het in onze taal niet enkel de naam is van de joodse sekte die het aanduidt, maar nog de algemene betekenis van ‘schijnheilige’ of ‘huichelaar’ heeft gekregen, en ook het adjectief farizeesch (of farizeeuwsch) heeft voortgebracht. Men denke bijvoorbeeld aan Vondels bekende regels (Van Lenneps Vondel, V, p. 427):<BR>‘O! Farizeeusche grijns, met schijngeloof vernist,<BR>Die ’t groote lyck vervolgt tot in zijn tweede kist’<BR> (enz.)

In Vondels ‘Joannes de Boetgezant’ leest men ook farizeeusheyt voor ‘huichelarij’ (aldaar X, p. 74). Het Hebreeuwse farîsch, waarvan de naam afkomstig is, betekent ‘afgezonderde, afgescheidene, iemand die zich door bijzonder vertoon van vroomheid van de menigte onderscheidt’.