Synoniemen zoeken
Synoniem van vrij
Synoniem van 'n ander trefwoord
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Vrij
Niet aan het gezag van iemand anders onderworpen. Zijn eigen heer en meester, in doen en laten door niemand beperkt. Onafhankelijk heeft vooral betrekking op den toestand, waarin men zich bevindt in verhouding tot anderen. Zelfstandig geeft ditzelfde te kennen, doch met uitdrukkelijke vermelding, dat men op zich zelf staat en niet bij een ander behoort. Vrij ziet meer op het gevoel, dat men heeft dat men niet gebonden is en niet gedwongen kan worden om iets tegen zijn wil te doen. Een vrij man, een onafhankelijk man. Ons gemeenebest was een onafhankelijke staat geworden. De vrije steden van Duitschland hadden vroeger hun eigen bestuur. Vrije toestemming noemt men in rechten eene toestemming, die niet door geweld is afgeperst, en niet door bedrog of dwaling is verkregen. Niet synoniem met vrij is onaf¬hankelijk in de volgende uitdrukkingen, waarin het wel met zelfstandig kan afwisselen. Onafhankelijk leven d. i. zoodanig leven, dat men van niemand behoeft at te hangen. Een onafhankelijk bestaan hebben d. i. een voldoend inkomen of een genoegzaam vermogen hebben.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
vrij
vrij - bijvoeglijk naamwoord
1. kunnen gaan en staan waar je wilt
♢ hij zat in de gevangenis, maar nu is hij weer vrij
1. zo vrij als een vogeltje in de lucht
[heel erg vrij]
2. door niets of niemand beperkt of gehinderd
♢ de weg was versperd maar nu is hij weer vrij
1. een vrij beroep
[waarbij je je eigen baas bent]
2. vrije toegang
[zonder te betalen]
3. een vrije vertaling
[niet letterlijk]
4. een vrije aftocht
[de gelegenheid om ongehinderd te vertrekken]
5. vrij baan maken
[alles wat hindert, uit de weg ruimen]
6. iemand de vrije hand geven
[het hem laten doen zoals hij zelf wil]
7. de handen vrij hebben
[ongehinderd iets kunnen doen]
8. een vrije jongen
[een kleine zelfstandige]
9. uit vrije wil
[niet gedwongen]
10. er vrij over kunnen beschikken
[kunnen gebruiken wat je wilt]
11. vrij op naam
[de koper betaalt de overdrachtskosten van het huis]
12. vrij spel hebben
[ongehinderd je gang kunnen gaan]
13. iemand de vrije teugel laten
[hem zijn gang laten gaan]
14. een vrije trap
[een schot dat ongehinderd genomen mag worden]
15. een vrije vertaling
[die zich niet precies aan de betekenis houdt]
16. een vrije vogel
[iemand die zich van niemand iets aantrekt]
3. niet in gebruik of besproken
♢ is deze tafel nog vrij?
4. als je niet naar het werk of naar school hoeft
♢ ik ben vandaag vrij
1. vrije tijd
[de tijd die je niet hoeft te werken]
5. het niet hebben
♢ de zieke is vrij van koorts
6. niet verlegen, niet stijf
♢ zij gaf iedereen een zoen, ze is erg vrij
7. zonder dat het iets kost, voor niets
♢ de toegang tot deze disco is vrij
8. wat niet valt onder een bepaald gezag
♢ dokter en advocaat zijn vrije beroepen
1. de vrije sector
[huizen waarvoor je geen woonvergunning hoeft te hebben]
Algemene uitdrukkingen:
1. mag ik zo vrij zijn om...?
[vindt u dat goed?]
Bijvoeglijk naamwoord: vrij
... is vrijer dan ...
de/het vrije ...
Synoniemen
absoluut, gratis, onbelemmerd, onbeperkt, ongedwongen, onvoorwaardelijk, ruim
Tegenstellingen
geforceerd, gewild, gezocht, onvrij