Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

negerzout

betekenis & definitie

(het), (veroud.) zout verkregen uit de palissadepalm of pina (Euterpe oleracea). De palmbomen tot asch geworden zijnde, verzamelen zij [Bosnegers] deze asch in spitse mandjes, de gedaante van smeltkroezen of suikervormen hebbende, welke zij van warimbo vlechten; deze asch wordt nu op de gewone wijze uitgeloogd door er water op te gieten, en dat doorlekkende water op te vangen, welk water zij vervolgens over het vuur laten uitdampen, en op die wijze het zoogenaamde Negerzout onder in den pot overhouden, dat nu zo hard wordt alsof het steen was (Teenstra 1835 I: 413; enige vindpl.).

-Etym.: Alleen Bosnegers verwierven zich dit zout.

< >