Spreekwoorden en gezegden

F. Stoett (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

Niet heet of koud, heet noch koud zijn of (om iets) worden

betekenis & definitie

onverschillig, lauw, flauwhartig (t.o.v. zekere aangelegenheid) zijn; ook: zich er niets van aantrekken, er geheel kalm onder blijven. Als spreekw. uitdr. bekend geworden door Openb. 3:15—16: „Ik weet uwe werken, dat gij noch koud zijt noch heet: och of gij koud waart of heet! Zo dan omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, ik zal u uit mijnen mond spuwen”.

Aldus wordt gesproken van de Laodicenzen (van Laodice, een gemeente in Klein-Azië), en daarom wordt zo’n onverschillige aangeduid als een Laodiceër.