Gepubliceerd op 24-06-2025

priester

betekenis & definitie

(Gr. Presbyteros = oudste) Degene die ambtelijk handelde in de omgang tussen de godheid en het volk, bemiddelaar tussen de godheid en het volk,, die de offers opdroeg en de goddelijke zegen uitsprak.

En de priester zal het gedenkoffer van het spijsoffer opheffen en het op het altaar in rook doen opgaan, als een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HERE (Lev. 2:9). Vraag God dan, opdat wij weten of de tocht die wij maken, voorspoedig zal zijn. En de priester zeide tot hen: Gaat in vrede! De tocht die gij maakt, is de HERE welgevallig (Ri. 18:5-6).

Het woord priester komt vele keren in de bijbel voor.

Vgl. Ex. 29:29-30, Num. 6:16, Deut. 18:3, Joz. 3:14, 2 Kron. 23:6, Jer. 33:21 en Zach. 6:13.

In het NT is Christus de hogepriester die zichzelf ten offer stelt.

Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden (Heb. 4:14).

Vgl. Heb. 4:15-5:10, Rom. 3:25,12:1 en 1 Petr. 2:5.

< >