Signalement van sprekende zegswijzen

A. Houwelink ten Cate (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

zich een kriek lachen

betekenis & definitie

‘Ik lach mij om u een kriek, Heer López, 't is te zeggen: een van die krieken die u, zoals u schrijft, zo graag met grote heren eten wilt en waarvan genoemde heren, zoals u al vreesde, u de pitten in het gezicht spugen.’ (Mandarijnen op zwavelzuur, Amsterdam 1969, blz. 221)

In weerwil van bovenstaande regels, geschreven door Willem Frederik Hermans (geb. 1921), heeft het woord kriek in de zegswijze zich een kriek lachen niets met kersen of krieken van doen. In de volkstaal werd het woord kriek in vroeger tijd gebezigd om een bult of bochel aan te duiden. Bij dit beeld zich een kriek (bult, bochel) lachen is kennelijk gedacht aan de kromme rug van iemand die zich al lachend voorover buigt.