Verscheiden, uiteenloopend, onderscheiden. Quae ... secundum se diversa sunt, non conveniunt in unum nisi per aliquam causam adunantem ipsa, S. THOMAS, SUM.
THEOL. 1,Q. 3, A. 7, C., Dingen die naar hun aard uiteenloopen komen alleen samen door toedoen van een oorzaak die ze vereenigt.