Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

stuud, stuudje

betekenis & definitie

(jeugdtaal) iemand die voortdurend met zijn neus in de boeken zit; leerling die op overdreven wijze uit is op goede cijfers; uitslover; studiebol; de zondebok van de klas. Overdrachtelijk ook gebruikt voor een bepaald soort bril dat gedragen wordt door studentikoze personen of nerds.

Als de groepsnorm bijvoorbeeld voorschrijft dat je op school geen donder uitvoert, worden vaak de leerlingen gepakt die wel studeren. ‘Stuudjes’ worden die dan genoemd. (Elsevier, 31/10/1987)

En het gymnasium lijkt meer dan ooit de broze vrijplaats van wat tegenwoordig die 'vieze stuud’ wordt genoemd, (de Volkskrant, 14/12/1991)

Geen scheldwoord zo dodelijk als ‘stuut’, studiehoofd. (Elsevier, 16/11/1991)

< >