Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Pruik: oude pruik

betekenis & definitie

oud persoon. Ook: iemand die ouderwets en bekrompen is.

Eigenlijk: iemand die een pruik draagt (vroeger een teken van welstand en waardigheid).Vgl. fossiel. Klikspaan, je bent eene pruik! Gevaren! Zie jij ze? Wie ziet ze? Niemand ziet ze. Allemaal vooroordeel (Johannes Kneppelhout, Studentenleven, 1841-1844)

‘Oude pruik?’ kreet hij. ‘Wie? Wie? Oude pruik!’ (Reimond Stijns en Isidoor Teirlinck, Arm Vlaanderen, 1884)

Het staat trouwens vast bij deze jongelui, dat het overige van het menschdom, dat uit koekenbakkers, soepjurken, zwamneuzen, neepjesmutsen, lamme idioten, oude pruiken en dergelijke hoogwaardigheidsbekleeders bestaat, volstrekt niet bij machte is hen naar waarde te schatten. (Het Centrum, 11/07/1928)