Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Leuningbijter

betekenis & definitie

(Bargoens) leegloper; nietsnut. Eigenlijk: iemand die (de ganse dag) over de brugleuning hangt.

Vermeld door Henke en Bos. Te vergelijken met het Hoogduitse Fensterbeiszerin, Rahmenfresserin, Fensterrahmknauplerin, vrouw die steeds voor het venster zit uit te kijken. Ook wel bruggenbijter of baliekluiver genoemd. Volgens Endt (1974) hield werkloos volk zich destijds kringetjesspuwend bij de bruggen beschikbaar voor aanwerving als cargadoor (aan het begin een schertsende benaming voor een karrenduwer). Het werkwoord leuningbijten komen we al tegen bij M.J. Brusse (Het rosse leven en sterven van de Zandstraat, 1912).