Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

baliekluiver

betekenis & definitie

(Bargoens) leegloper; luiwammes; nietsnut. Letterlijk: iemand die over de balie of de reling hangt.

Zo iemand noemde men vroeger ook wel spottend een kanunnik in de brug of een kaaiboef. In het militaire slang werden genisten vaak meesmuilend baileykluivers genoemd.

Een zinspeling op de zgn. baileybruggen (bepaald type legerbruggen vernoemd naar de ontwerper, sir Donald Coleman Bailey, 1901-1985) die ze bouwden en waar ze, na de gedane arbeid, over gingen hangen. Zie ook bruggentrekker.... of wel hangen zij tegen de hekken der huizen aan, idioten als zij zijn, of liggen, ondragelijke baliekluivers, over de leuningen der bruggen kringetjes op het water te spuwen. (Johannes Kneppelhout, Studentenleven, 1841-1844)

Wat stroef! Dat komt omdat je er geen zin in hebt, en liever heele dagen langs de straat loopt slenteren! Je zal me een vent worden, ja! Een luie baliekluiver, een bedelaar word-je! (Pieter Louwerse, Vlissinger Michiel, 1880)

De oploop die zich achter me vormde, vermeerderde onrustbarend: viswijven, gejakt en gemutst, baliekluivers, matrozen en schreeuwende kinderen... (Simon Vestdijk, De grenslijnen uitgewist, 1984)