(in Vlaanderen) slordig, onachtzaam persoon. Reeds bij Cornelissen en Vervliet: ”ne labberlot van ’ne’ knecht’.
Bij De Graef: ‘Die labberlot kent geen oepnemvod.’ stumper, waardeloos persoon. Wanneer m.b.t. zaken dan in de betekenis van ‘prul’.Gij! voor wie ik gekribbeld heb, mannen en vrouwen, rammelkeezen, rosbeijers, krimperds, stumpers, labberlotten, kwezels, laauwdaten, labbeijen of klappeijen. (A. Gijsberti Hodenpijl, Willem van Bergen, Student aan de Leidsche Hoogeschool, 1842)