Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

halve zachte, halfzachte

betekenis & definitie

zachtmoedig, niet krachtdadig persoon; doetje-, softie.

Even vóór Alphen a. d. Rijn werd ik onderweg ingehaald door een oude vrouw, die mij vroeg of ik die ‘halve zachte’ was, die bij verschillende boeren de centen had laten liggen; zij had ze maar voor me opgestreken. (Het Volk, 28/09/1912)

En men praat er over de maatschappij en de zin van het leven. En over ’t nut van kerk en huisgezin, waar ze zelf toch geen barst om geven. En ’n hele kleffe club van halve zachten spreekt ze tegen, Omdat men lalt over wat men zou willen en niet heeft gekregen. (Armand, Eén van hen ben ik, 1970)