Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

gepekop

betekenis & definitie

(Amsterdam) iemand met een mager kopje en een dunne hals. Reeds opgetekend in 1955 (G.P.

Smis: Het nieuwe Spionnetje: Onder de schaduw van de Westertoren: Roman uit de Jordaan, 1955). Zie ook: geep.Want de keuken, lezer, diende ik met de dertien andere bewoners te delen; een zooitje gepekoppen waar ik makkelijk de vader van had kunnen zijn. (Donald Olie, De billen van Yvonne, 1990)

Achter de bas staat nu Aad van Pijlen, een bewust louche ogende ‘Haagse gepekop, origineel crimineel’, zoals Deelder hem introduceerde. (Algemeen Dagblad, 05/02/1993)