Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

beest

betekenis & definitie

onmens; bruut; wreedaard; onredelijk iemand. In deze betekenis reeds opgetekend bij Hooft.

Soms ook: beestmens. De wrede Duitse commandant van het concentratiekamp van Belsen Josef Kramer (1906-1945) ging de geschiedenis in als het beest van Belsen.

Het beest van Buchenwald was Ilse Koch, de echtgenote van een commandant in het nazi-concentratiekamp van Buchenwald (Oost-Duitsland). Enfant terrible Jan Cremer werd in de jaren zestig het Beest genoemd (vanwege zijn ‘peinture barbarisme’?).

Lui beest zegt men tegen een luiaard. Een populaire uitdrukking is de beest spelen (uithangen): zich brutaal, onmenselijk gedragen.

Verder nog: dronken als een beest; zuipen als een beest. Volgens Hoppenbrouwers was het woord erg populair in de jeugdtaal van de jaren negentig.

Ook in andere talen, zoals het Frans: animal (o.a. bij Molière).Lui beest, leg je nogal op je bed? (Nicolaas Beets, Camera Obscura, 1883)

En hoe dat die kerte het geile beest kan verdragen, versta ik ook niet. ’t Moet zijn dat er haar schoot op gesteld is. (Herman Teirlinck, Het gevecht met de engel, 1952)