Gepubliceerd op 08-01-2020

Senécio | Senécio vulgáris: Klein kruiskruid

betekenis & definitie

De geslachtsnaam is afkomstig van het Latijnse senex : grijsaard, omdat de bloemen spoedig na het bloeien zaden vormen waaraan zich zaadpluis bevindt die het geheel een grauw en vergrijsd aanzien geeft. Of zoals Fuchs zich uitdrukt: ‘een graw oft wit wolleken/ dat is ees oudts mans graw oft grijs hayr ghelijck.’ Een andere opvatting is, dat, nadat de zaadjes met vruchtpluis zijn afgevallen de halfbolvormige, kale bloembodem er als een kaal hoofd (van een grijsaard) uitziet.

De soortnaam vulgaris : gewoon, duidt erop dat het een algemeen voorkomend plantje is, dat zich overal nestelt. Zo treffen we het aan op pas omgewerkte akkers en tuingronden, compost-hopen, op bebouwde en onbebouwde gronden. Het kan een lastig onkruid worden, omdat zich per jaar meerdere generaties vormen.

De naam Kruiskruid wil men verklaren naar het kruisgewijs geplaatst zijn van de bladeren. Deze mening vindt echter niet veel bijval. Algemeen is wel de opvatting dat het ontstaan is uit een gehoorfout. In het Duits heet de plant Kreuzkraut dat door dezelfde oorzaak ontstaan is uit Greiskraut, en bij ons werd het Kruiskruid. Een oude benaming, die we bij Heukels aantreffen, is die van Grijskruid en waarschijnlijk een vertaling van het Duitse Greiskraut. Deze verbastering van Greiskraut (in het Oudhoogduits komt ook Baldgreise voor) moet reeds in de vroege middeleeuwen ontstaan zijn, want in de elfde eeuw komen we reeds Kreuzkraut tegen en wel in de Codex Bonnensis.

De naam Kruiswortel, op vele plaatsen in ons land voorkomend, vinden we reeds bij Dodonaeus: ‘Dit cruyt is hier te lande Grindtcruydt ende Cruyscruyt/ ende van sommige oock Cruyswortel gheheeten: in Hooch Duytschlant Creuzwurtz/ ende Grindtkraut.’ Andere namen van dit eenjarige plantje zijn Kruisblad in Zuid-Limburg, Kruiskesblad in het Land van Hulst, en Kruiswaortel in Friesland. Het vruchtpluis gaf in Noord-Limburg aanleiding tot de naam Pluisjes, en op Goeree Pluiskruid. De Zuidlimburgse naam Dikkop zal wel in verband staan met en overgenomen zijn van de Duitse volksnaam Dickkopfkraut. Men vertelde dat het sap goed was bij koortsrillingen en woedeaanvallen (gepaard gaande met een rood opgeblazen hoofd) die men dicken Kopf noemde; in het algemeen ter afkoeling van gezwollen lichaamsdelen. Het kan volgens ons ook slaan op het gezwollen bloemhoofdje, en dan in verband staan met de sympathie- of signatuurleer om het sap ter genezing van verdikte ledematen of een gezwollen hoofd aan te wenden. Trouwens de naam Knoppert, in de Achterhoek en het graafschap Zutphen aan de plant gegeven, slaat ook op het knopvormige bloemhoofdje.

Bij de Ouden was het een gezien geneeskruid en men wendde het bij allerlei ziekten en kwalen aan. Het sap en het blad werden als verkoelend middel gebruikt bij ontstekingen en gezwellen, en bij nog vele andere kwalen en ziekten zoals we bij Plinius kunnen lezen. In Waterland spreekt of sprak (?) men van Heidens wonderkruid; is dit een verbastering van Heidens wondkruid of is deze naam ontstaan omdat het als een universeel geneeskruid bij de Ouden gold?

Een veel voorkomende naam is die van Kanariekruid, evenals dit het geval is met Vogeltjeskruid. Deze benamingen duiden op het gebruik als groenvoer voor kanaries en andere kooivogels. Daar het buiten bijna het gehele jaar voorkomt is het een goede aanvulling bij ander voeder. Ook in andere landen is het een gewaardeerd vogelvoeder, hetgeen blijkt uit de volksnamen: Vogelkraut, in Duitsland, in Engeland spreekt men van Canary seed en Chickenweed en in Frankrijk van Seneçon des oiseaux. Dit seneçon slaat uiteraard op de Latijnse naam Senecio, maar ging in Belgisch Vlaanderen over in een veelheid van verbasteringen, van Sencioen, tot Sinksenkruid. In ons land komt in het nabije Zeeuws-Vlaanderen ook een verscheidenheid van dergelijke namen voor, zoals Sensejoen, Sensejuun, Sentse juin en Sinsoen.

Op Walcheren is genoteerd de naam Sensejuin, op Noord-Beveland Saense juun, en op Schouwen zelfs Eksuun en Ekejuun. Bij L. Fuchs (1543) komt de benaming Senesson voor. In Engeland komen in East Anglia de namen voor van Sencion en Sinsion.

De namen Grindkruid (bij Dodonaeus Grindcruyt) en Klein grindkruid zijn volgens ons overgenomen van het Duitse Grindkraut. Deze laatste naam wordt gegeven aan planten die gebruikt worden om grind : schurft te bestrijden. Behalve het Klein kruiskruid kwamen nog in aanmerking, ter bestrijding van deze kwaal, Duivekervel (Fumária officínalis), Knautia (Knáutia arvénsis) en Ridderzuring (Rúmex obtusifólia). Wat betreft het gebruik van Kruiskruid voor dit doel in ons land, is ons niets gebleken, hoewel Dodonaeus wel de naam Grindcruyt opgeeft.

Het kruid werd eertijds zeer veel in de geneeskunde aangewend, zoals uit geschriften van P. Nylandt blijkt. Hij geeft op: ‘Voor heete geswellen van het Fondament, ende schamelijcke Leden om de Wonden te heelen, voor Graveel ende Steen. Om de maendt-stonden te verwecken, ende voor Geel-sucht. Voor loopende Oogen. Voor pijn der Mage.

Voor pijn in de Lenden en voor Podagra.’ In de vorige eeuw werd volgens van Hall in Winschoten het plantje nog als huismiddeltje gebruikt bij stuipen van kinderen onder de vijf jaar. Het uitgeperste sap van de verse plant werd dan op de polsen van het patiëntje gelegd. Vroeger werd het plantje in de wieg gelegd, opdat de kleine kinderen niet behekst zouden worden.

Volgens Dodonaeus werd het ook als voedsel gebruikt, want hij schrijft: ‘Cleyn Cruyscruyt wort hier in Nederlant met ander cruyden ghelijck salaet met olie en Edick in de wintersche maenden gegeten: ende en is geen quade/ onliefflicke oft ongesonde spijse.’