Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Faunavervalsing

betekenis & definitie

v., het in een gebied introduceren van een diersoort die daar van nature niet thuishoort (een zgn. exoot).

(e) Faunavervalsing is vanuit het oogpunt van natuurbehoud ongewenst. Er zijn ook gevaren aan verbonden, m.n. wanneer de nieuwe soort geen natuurlijke vijanden heeft in het gebied, waardoor hij zich snel kan vermeerderen. Op eilanden komen vaak diersoorten voor die geen natuurlijke vijanden hebben. Het invoeren van een diersoort die als zodanig gaat fungeren (b.v. katten of honden) kan dan gemakkelijk leiden tot het uitsterven van de inheemse diersoorten. Faunavervalsing vindt al zeer lang plaats, zo voerden de Romeinen in grote delen van Europa het konijn en het damhert in, waar die al dan niet opzettelijk verwilderden. In Nederland zijn de fazant en de moeflon geïntroduceerd als jachtwild, terwijl de laatste jaren steeds meer halsbandparkieten, die ontsnapt of losgelaten zijn, verwilderen.

De Amerikaanse nerts is in Nederland en België vaak ontsnapt uit fokkerijen en in het wild aangetroffen, maar het dier plant zich hier niet voort en vormt dan ook geen bedreiging. Dat is echter wel het geval in Zweden, waar het dier zich over het gehele land heeft uitgebreid en grote schade veroorzaakt. Andere gevallen waar faunavervalsing heeft geleid tot ernstige plagen zijn o.a. de introductie van de muskusrat in Nederland, het konijn in Australië, het edelhert in Nieuw-Zeeland, de coloradokever in Europa.