Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Ouderlijke macht

betekenis & definitie

Ouderlijke macht. - Oudtijds had bijna overal de vader, bij enkele volkeren de moeder (zie MATRIARCHAAT), een vrijwel onbeperkte macht over de kinderen. In het oude Rome omvatte deze vaderlijke macht (patria potestas) zelfs het recht om zijn kinderen, zij het na verhoor van een familieraad, te dooden. De pater familias mocht ook zijn kind te vondeling leggen of verkoopen, het huwelijk zijner kinderen mocht hij willekeurig beletten. De kinderen konden, ook wanneer zij meerderjarig waren, geen eigen vermogen bezitten; wat zij verwierven, verkregen zij voor den vader.

Langzamerhand werd echter die macht des vaders meer en meer beperkt. — Tegenwoordig acht men de ouderlijke macht voornamelijk in het belang der kinderen toegekend. In geval van ongeschiktheid of onmacht om de daaraan verbonden plichten te vervullen kan de ouder, die haar uitoefent ervan worden ontheven, ingeval van misdrijf of slecht levensgedrag kan hij er ook van worden ontzet (art. 374a B. W.). Sinds de wet van 6 Febr. 1901, Stb. 62, spreekt ons B. W. niet meer van vaderlijke macht, maar van ouderlijke macht; waar, zooals in art. 195 de oude uitdrukking is blijven staan, moet er toch onder worden verstaan ouderlijke macht. Gedurende het huwelijk der ouders staat het kind tot aan zijn meerderjarigheid onder hun macht (art. 354 B. W.). In den regel oefent alleen de man die macht uit. Is deze in de onmogelijkheid daartoe, dan wordt zij door de moeder uitgeoefend (art. 355 B. W.). Wat de ouderlijke macht insluit, zegt de wet niet met zoo vele woorden. In ieder geval zal men moeten aannemen, dat zij o. m. medebrengt de bevoegdheid om te beslissen omtrent alle vragen, de opvoeding betreffende. Zoo noodig kan wie haar uitoefent, het kind met rechterlijke tusschenkomst zelfs in een tuchtschool doen opnemen (art. 357 B. W., art. 4 wet van 12 Febr. 1901, Stb. 64). De oud. m. sluit in zich het beheer over de goederen van het kind (art. 362 B. W.). Daarover is verantwoording verschuldigd (art. 363 B. W.). Het beschikkingsrecht is beperkt evenals in geval van voogdij (art. 364 B. W.). De vader of de moeder, die de o. m. of de voogdij uitoefent, heeft het vruchtgenot van de goederen der kinderen (art. 366 B. W ). Aan dat vruchtgenot zijn de volgende lasten verbonden:

1) die, waartoe ieder vruchtgebruiker verplicht is;
2) het onderhoud en de opvoeding der kinderen, overeenkomstig het vermogen der laatste;
3) de betaling van verschuldigde renten en interessen ;
4) de begrafeniskosten van het kind (art. 367 B. W.). De ouders van natuurlijke, ook van wettelijk erkende natuurlijke kinderen, hebben dit vruchtgenot niet (art. 374 B. W.). Deze kinderen staan niet onder ouderlijke macht, maar onder voogdij (art. 361 B. W.).