Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kader

betekenis & definitie

Kader - dat gedeelte van de weermacht, dat ook in vredestijd onder de wapenen blijft, dus zoowel officieren, onderofficieren als soldaten. Om deze categorie van militairen schaart zich bij mobilisatie de militie en de landweer. In oneigenlijken zin wordt de uitdrukking k. gebezigd voor hen, die een rang in het leger bekleeden. — Kaderschool is de inrichting, waar militairen voor hoogeren rang opgeleid worden. — Kaderplicht: de militieplichtige kan, indien hij voldoende wetenschappelijk onderricht genoten heeft, gedwongen worden om aan zijn moreele verplichting tegenover de gemeenschap te voldoen door zich te bekwamen voor een rang in het leger, overeenkomende met zijn geestelijke ontwikkeling.

In Nederlandis die verplichting in de militiewet opgenomen. — Kaderleger; zie LEGER.— Reservekader: Vrijwilligers, die slechts bij mobilisatie of in vredestijd voor enkele oefeningen onder de wapenen komen. Eensdeels zijn het gepasporteerde vrijwilligerkorporaals en -onderolficieren, die zich nog voor een aantal jaren ter beschikking hebben gesteld, anderdeels jongelingen, die aan bepaalde eischen van wetenschappelijke ontwikkeling voldoen en door hun vrijwillige dienstneming ontheven worden van een eventueelen dienst bij de militie. Zie KORNET, VAANDRIG, RESERVE-OFFICIER.