Dendrieten - 1) (delfstofk.), de sierlijke boom- en struikvormige groeiwijzen, die soms op de voegvlakken en spleten der gesteenten worden aangetroffen. Zie Plaat Mineralen en Gesteenten, fig. 6. Zij bestaan meestal uit ijzeroxyde, ijzerhydroxyde, of mangaanoxyden, zijn rood, bruin of zwart gekleurd en ontstaan door afscheiding der oxyden uit capillair ingedrongen oplossingen, zijn dus vergelijkbaar met de figuren, die een gekleurde vloeistof vormt, welke indringt tusschen 2 op elkaar liggende vlakke glasplaten. Met werkelijke planten hebben zij niets te maken. D. heeten ook de op boomen en struiken gelijkende kristalskeletten, die voorkomen bij zilver en andere vrij uitgegroeide mineralen en de groene insluitsels van mosagaat.
2) (geneesk.), protoplasma-uitloopers der zenuwcellen, boomvormig vertakt, zie ZENUWSTELSEL.